Afbeelding
Foto:

Column: Wanten en zonnebrillen

De variƫteit is behoorlijk groot te noemen: dikke, donkere winterjassen met pluizige kragen en gewatteerde capuchons hangen gebroederlijk naast spijkerjasjes en vrolijk gekleurde vesten. 's Morgens rond een uur of acht beginnen de dilemma's. "Mam, welke jas moet ik aan?", vraagt mijn jongste zoon, met in zijn ene hand een warm winterexemplaar en in zijn andere hand een luchtig sweatvestje. "Doe je winterjas maar aan", adviseer ik, "want het is nu nog best koud." "Maar ik wil zo graag mijn vest aan", twijfelt mijn zoon. "Het is toch lente en vanmiddag wordt het hartstikke heet." Nu is dat ietwat overdreven, maar hij heeft wel gelijk. De zonnige voorjaarsmiddagen van deze week zijn buitengewoon aangenaam te noemen. "Zelf weten", zeg ik, terwijl ik verderga met het inruimen van de vaatwasser.

Even later fietst hij de tuin uit. Zijn winterjas ligt midden in de kamer op de grond. Het is dus toch het vestje geworden. Nog geen twee minuten later zwaait de achterdeur echter weer open. "Het is koud, mam!" Ik vis zijn dikke jas van de vloer. "Hier, trek deze dan aan." Maar dat is duidelijk niet de bedoeling. "Nee, alleen mijn handen zijn koud. Ik wil mijn wanten. En mijn zonnebril, want de zon schijnt in mijn ogen." Mijn zoon is al onderweg naar de garage, waar hij zijn wanten uit het daarvoor bestemde mandje haalt. Zijn zonnebril van een bekend rookworstenmerk, met fel oranje montuur, vindt hij in het kastje in de gang. "Zo, klaar. Tot vanmiddag, mam!" Voor de tweede keer gaat hij op weg naar school. In zijn vestje, met dikke, zwarte handschoenen aan en zijn oranje zonnebril pontificaal op zijn neus, op zijn zachtst gezegd een wonderlijke combinatie.

Ik duw een aantal jassen aan de kapstok opzij om plaats te maken voor zijn winterjack. Nog een aantal weken, dan kunnen de winterjassen eindelijk naar zolder en wordt het weer wat overzichtelijker in de gang. Ik kan niet wachten.