Vervolgverhaal – Nynke - Leendert van Wezel (11)

Hij kreeg plotseling sterk de behoefte om iets vriendelijks tegen Nynke te zeggen, om er toch zeker van te zijn dat ze niet boos op hem was. Hij struikelde over zijn eigen woorden toen hij haar verzekerde dat hij ook nooit op het koolveld van Maria was geweest en dat hij het vreselijk vond dat Maria Nynke zo aanviel en dat Nynke Maria goed te woord had gestaan en dat…
Nynke draaide zich om en haalde haar schouders op. ‘Dat maakt allemaal niks uit. Kom, ik wil onze eigen kool vanmiddag eigenlijk in de schuur zien te krijgen. Er komt morgen veel wind.'
‘Hoe weet jij dat eigenlijk?' vroeg hij. Hij was al vaker verbaasd geweest dat zijn zus het weer zo goed kon voorspellen.
‘Goed letten op de lucht en op de wind. De kleur van de zon en de geur. Dan voel je wel aan wat voor weer het wordt.'
‘Net als nu, de lucht ruikt lichtblauw en een beetje oranje. Komt er dan wind?'
Nynke schoot in de lach. ‘Dat weet ik niet, jij ruikt altijd van die bijzondere geuren. Wat ik wel weet is dat Maria stinkt als de neten en dat er morgen wind komt. Kom op, help me met de kool.'
Toen hij de volgende morgen wakker werd, hoorde hij hoe de wind rond het huis gierde. In stilte bewonderde hij zijn zus voor haar vooruitziende blik en hij vroeg zich af hoe ze dit toch allemaal kon weten. Toen schoot hem te binnen dat hij de volgende dag zijn eerste schrijfles kreeg en een tijdje liet hij deze gedachte door zijn hoofd spelen. Tot hij grijzig licht door de kier van de bedsteedeur naar binnen zag dringen. Waarom had Nynke hem nog niet geroepen? Voor het licht werd maakte ze hem altijd wakker. Dan kreeg hij een plak roggebrood en moest hij eerst de koeien melken. Maar nu was het al licht en uit de stal hoorde hij nadrukkelijk geloei. Hij kwam overeind en stootte de bedsteedeurtjes open. Nynke stond voor het vuur, haar armen gespreid naar de vlammen. Ze hoorde de bedsteedeurtjes zeker piepen, want ze draaide zich geschrokken om. ‘Lenert!'
‘Het is al licht, Nynke. Moeten de koeien niet gemolken worden?'
Ze keek naar de ramen waardoor het licht naar binnen viel. Ze knikte langzaam en zei afwezig dat hij gelijk had en dat hij maar vaart moest maken.
Hij sprong uit de bedstee, kleedde zich aan en vroeg zich af waarom Nynke zo vreemd deed en er zo vermoeid en bezorgd uitzag.
‘Jij gaat toch niet dood, Nynke?' zei hij.
Ze kreeg een rare uitdrukking op haar gezicht en vroeg hem waarom hij dat dacht.
‘Ik zou niet weten wat ik moest doen als jij er niet was.’
Ze verbood hem streng ooit nog zulke vragen te stellen, omdat die ongeluk brachten, en ze sloeg een kruis.
Hij schrok van haar heftigheid en zwijgend at hij een brok roggebrood en dronk een nap melk. Met zijn hoofd vol gedachten stond hij op van de tafel en liep naar de staldeur. ‘Vergeet je gebed niet!’ zei Nynke scherp. Ze sloeg nogmaals een kruis en keek hem boos aan. Hij ging snel aan tafel zitten en sloot zijn ogen. Maar toen hij na een tijdje opstond, besefte hij beschaamd dat hij alleen maar de woorden van Nynke had overdacht en geen woord tot God had gericht. Hij ging zwijgend de stal in waar de vijf koeien stonden en begon met melken.
Hij hield van de geur van de koeienlijven, de stijvige hardheid van de volle uiers en het geluid van de sprietsende stralen melk in de emmer. Hij zat op een houten blok en luisterde naar de harde wind om het huis. Zijn gedachten vlogen even rond Nynke, stegen dan omhoog door de schoorsteen en vlogen met de wind mee naar de stad. Ze scheerden langs het karrenspoor, door de Westpoort, raasden door de smalle steegjes en wervelden op het marktplein weer omhoog, steeds verder, tot ze halverwege de toren door het smalle venster naar binnen vlogen en verder klommen, draaiend en wervelend door het smalle trappenhuis, tot hij daar boven in een flits weer de grijze lucht zag en om hem heen de harde wind voelde. Hij klemde zich vast aan het lage hek rond de toren en liet zijn gedachten nu vrijuit wapperen in de wind. Hij voelde hoe de koude lucht hem schoon blies en hoe zijn zorgen wegvlogen in de wind, door de lucht buitelden, tollend en draaiend over de stad, en in de verte in het wilde water van de zee plonsden en wegzonken. De uier was leeg, zelf was hij schoon geblazen door de wind en met lichte tred ging hij naar de volgende koe.
Toen hij later weer in het huis terugkwam, waar Nynke pap aan het koken was in een ketel boven het vuur, viel hem Nynkes drukkende stemming op. Zwijgend dronk hij wat bier uit het vat. ‘Ik ga hout halen,’ zei hij met een blik op de kleine stapel naast de open haard. Nynke knikte, maar zei niets. Ze staarde in de pruttelende pot. Hij keek een tijdje naar haar, maar toen ze niet reageerde haalde hij zijn schouders op, trok een warme boezeroen aan en ging naar buiten.
De wind kwam laag over het land aanjagen en beukte vol op hem in. Met moeite kreeg hij de deur weer dicht. Kromgebogen duwde hij met zijn schouder tegen de wind en liep achter het huis langs naar het bos.