Afbeelding
Foto:

Neem en lees: ‘De weldaad van Christus’

Dr. Spruyt geeft in de historische inleiding duidelijk aan hoe het boekje ontvangen is in verschillende landen. In verschillende steden in Europa vormden zich kringen waarbinnen reformatorische geschriften werden gelezen en besproken. In 1528 schreef Luther aan een voormalig kloostergenoot dat hij tot zijn grote vreugde gehoord had dat het Woord Gods ook in Venetië bekend was geworden. Een jaar eerder was in deze stad, op de bekende Rialto-brug, een groot aantal reformatorische boeken verbrand. 

Vertegenwoordigers van het streven naar hervorming poogden de bestaande kerk van binnenuit te vernieuwen door een reformatie van het persoonlijk geestelijk leven. Een terugkeer tot de bronnen, tot de leer en de geest van de Evangeliën en de brieven van Paulus, achtten zij de daartoe aangewezen weg. Men is gewoon deze beweging (en de vergelijkebare bewegingen in Spanje, Frankrijk en de Nederlanden) aan te duiden met de term ‘evangelisme’. Typerend voor deze beweging is de exclusieve nadruk op de rechtvaardiging door het geloof. Zij richtte zich op het individu, verwierp dogmatische speculaties en had minder belangstelling voor de kerk als instituut en organisatie. Representanten van dit evangelisch humanisme duidden zichzelf aan als spirituali (geestelijken), waarmee zij niet alleen op Paulus’ tegenstelling van de vleselijke en de geestelijke mens doelden, maar ook op de banden van geestelijke vriendschap die zij onderling onderhielden. Niet alleen de protestantse Reformatie, maar ook Erasmus heeft op de Italiaanse evangelische beweging invloed uitgeoefend, en haar ideeën vonden niet alleen ingang onder de aristocratie, maar ook onder de eenvoudigen. 

De verhandeling over De weldaad van Christus is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk getuigt van een diep besef van de zondigheid van de mens. Door de zondeval heeft de mens, zo betoogt Benedetto, het beeld van God verloren, waardoor hij aan de duivel gelijk en een vijand van God is geworden. Wil de mens uit deze toestand bevrijd worden, dan dient hij eerst zijn ellende te gevoelen, en zich bewust te worden van de zwaarte van zijn schuld. Het volgende hoofdstuk gaat in op de wet van God. Volgens de auteur heeft de wet vijf functies: leert de zonde kennen, doet de zonde meerder worden, zij openbaart het oordeel van God, maakt de mens angstig en opstandig tegelijk en ten slotte de noodzakelijkheid gevoelen om tot Christus te gaan. Hoofstuk drie beschrijft de vergeving van zonden, de rechtvaardiging en het heil alleen door Christus verkregen worden. De rechtvaardiging wordt niet aan de werken toegeschreven maar alleen aan de barmhartigheid van God en aan de verdiensten van Zijn Zoon. Het vierde hoofdstuk behandelt hoe de kerk, door Benedetto nader aangeduid als ‘iedere gelovige ziel’, de bruid van Christus wordt. Door een waar en levend geloof kan men van deze vereniging met Christus verzekerd zijn. Op welke kerkvaders beroept de auteur zich voor deze leer van de rechtvaardiging door het geloof? Op Augustinus, Basilius, Origenes, Hilarius en Ambrosius en ook op Bernardus van Clairvaux. Het vijfde hoofdstuk leert ons hoe de christen Christus aandoet. In hoofdstuk zes worden middelen tegen het ongeloof aan de hand gedaan. Volgens de schrijver zijn de beste wapens het gebed, een veelvuldig gebruik van het Avondmaal en in de herinnering aan de doop en de verkiezing. 

Citaat uit hoofdstuk 6, blz. 105/106:

Maar de leer van de verkiezing schijnt hun te kunnen schaden, want zij plegen te zeggen: als ik verworpen ben, wat baten mij dan de goede werken? Als ik uitverkoren ben, zal ik zalig worden zonder mij met goede werken te vermoeien. Hierop antwoord ik in het kort dat zij met die duivelse argumenten de toorn van God jegens zich vermeerderen; Hij heeft de christenen de kennis van de verkiezing geopenbaard, niet om hen koel, maar om hen vurig te maken in goede werken. Daarom is de ware christen er enerzijds vast van overtuigd dat hij uitverkoren is ten eeuwigen leven en zalig zal worden, niet uit eigen verdiensten, maar door de verkiezing van God, Die ons niet om onze werken heeft uitverkoren, maar om Zijn barmhartigheid te tonen. Anderzijds legt hij zich zozeer toe op goede werken en op de navolging van Christus alsof zijn zaligheid van zijn eigen ijver en vlijt zou afhangen. Maar degene die op grond van de leer der verkiezing nalaat goede werken te doen, zeggende: als ik verkoren ben, zal ik zalig worden zonder de moeite van de goede werken – zo iemand toont duidelijk dat hij gewerkt heeft niet uit liefde tot God, maar uit eigen liefde, waardoor zijn werken misschien goed en heilig waren in het oog van de mensen, maar in het oog van God, Die de bedoeling aanziet, waren ze slecht en afschuwelijk.

Met in achtneming van de tijd waarin dit is geschreven, kan met onderscheid deze uitgave gelezen worden. Neem, lees, ontdek en doe uw winst met datgene wat geschreven is. Zeker aanbevolen!