Meditatie: Zó leren we de Heiland kennen

Het leven - óók het leven van een kind - is uiterst broos. Dat weten we. Zó kunnen ouders ervan genieten - met intense vreugde - en zó kunnen zij in diepe rouw zijn. Wellicht hebt u dat van heel dichtbij meegemaakt. Dan weet u welke sporen er in het leven getrokken kunnen worden.
Die moeder, daar in Naïn, heeft eveneens ervaren wat het betekent een kind te verliezen. En daarvoor maakte ze ook al het sterven van haar man mee. Smart op smart. Het is een aangrijpend gebeuren, dat ons door Lukas getekend wordt. En de diepste nood ligt daarin dat we moeten belijden: het is niet anders dan door de zonde. Maar klinkt dat niet hard? Zeker, als je het voor je ziet: hoe daar een moeder, overstelpt door smart, haar kind naar het graf moet brengen? Het is inderdaad hard. Het is verschrikkelijk. De dood trekt diepe scheuren en doet hete tranen schreien.
Tóch kunnen we niet om het spreken van de Schrift heen. Anders komen we niet verder dan het menselijke. En de Heere heeft het toch zelf gezegd, tevoren al, dat de zonde de dood met zich mee zou brengen?
We zien in gedachten die rouwstoet gaan. Als het nu zo is, dan luidt de kerkklok in het dorp; dezelfde klok, die op de zondag de mensen oproept om onder het Woord te komen en die nu zijn sombere klanken uitstrooit: 'wie leeft er, die de slaap des doods niet ééns zal slapen?'
En dan is de Heere Jezus er! Uit zichzelf. Niemand heeft Hem geroepen. Ach, de mensen hadden het eigenlijk ook te druk met de voorbereidingen van de begrafenis van die jongen. Maar de Heiland is er! En dan vertelt Lukas ons, wat er in het hart van de Meester omgaat: "Hij is innerlijk met ontferming bewogen". We zien de Heere in het hart. Dat is niet de enige keer. Hij is ook met barmhartigheid bewogen als hij de mensen ziet 'als schapen, die geen herder heb­ ben'. En Hij weent aan het graf van Lazarus. De Heere ziet die moeder. In haar nood en smart. Maar Hij ziet óók op de ellende, die de zonde heeft veroorzaakt. Hij is er niet onverschillig onder.

Hebben we Hem zó leren kennen? En leggen we ons leven er naast? Ja, we kunnen van tijd tot tijd ook wel heel erg bewogen zijn. Als we van een groot verdriet horen, als we de advertentie lezen van die jonge vader of van dat kind... Maar zijn we ook bewogen over die andere vraag: hoe wij zelf en zij die ons lief zijn de Heere kunnen ontmoeten, als we door de schaduwen van de dood heengaan? Of moeten we dan onszelf beschuldigen dat we zo zorgeloos kunnen zijn als het gaat om de eeuwigheid? We kunnen zo in dit leven opgaan, ook in de onbelangrijke dingen, dat we aan de diepste levensvragen niet toekomen.
Zo is de Heere Jezus niet. Hij is bewogen over die weduwe en Hij handelt er ook naar. Hij gebiedt de rouwstoet stil te staan. Dat is heel wat, want de mensen komen - naar de gewoonte van die tijd - hard lopend het dorp uit. En Hij gebiedt die weduwe haar tranen te drogen. Maar wat het meeste opvalt is dat de Heiland de baar van de dode aanraakt. Daardoor wordt Hij als vanzelf door de onreinheid en de vloek van de dood getroffen.

Dat is nu de prediking van Zijn Middelaarswerk. De Heere Jezus houdt zich niet afzijdig van de gevolgen van de zonde. Hij neemt deze op zich. Meer nog: de Heiland neemt álles op zich. Alles, wat met de zonde en de dood te maken heeft. Hij neemt de straf op zich. Door de baar van de dode jongen aan te raken, wordt Hij onrein.
Maar straks worden de sporen nog veel dieper getrokken: als de Heere hangt aan het kruis - als een uitgestotene, als één, die de vloek over de zonde, de toorn van God, de verschrikkingen van de dood en van de hel in al hun hevigheid draagt.
Maar er is een heerlijke vrucht. De Heiland roept die jongen tot het leven terug - de moedersmart wordt gestild. Maar méér nog: de Heere laat zien dat Hij sterker is dan de dood en dan de duivel, die behagen heeft in zonde, ellende en dood . Daarom spreken we van Hem als van de Middelaar, die Zijn eigen leven gaf uit bewogenheid, door innerlijke ontferming.

Hebben we Hem zó leren kennen? Want óók als we bewaard worden voor smartelijke gebeurtenissen, dan nóg moeten we belijden dat we aan alle kanten door de dood zijn omgeven. Is het ons reden tot smart? Het onderworpen zijn aan de dood, het verkeren in de macht van de zonde? Gekneld in de banden van dood, omgeven door de angsten van het graf?
Wat een heerlijke prediking is er dan: de Heiland, met innerlijke ontferming bewogen. En dan te bedenken dat Hij ook nog uit zichzelf komt. Dat is temeer een troost voor hen die zó terneer gebogen zijn dat ze niet eens tot Hem roepen. Wat een heerlijk getuigenis van Hem Die zelf de vloek van de dood op zich heeft genomen, om gebondenen te verlossen. Die avond blijft er in de buurt van Naïn een graf leeg. Ongebruikt. Want er was een genadewoord eerder die dag. De klaagvrouwen kunnen naar huis. En in plaats daarvan wordt een loflied gezongen. Het lied dat gezongen wordt door allen die de Heere Jezus als hun Heiland hebben leren kennen. Soms aarzelend, met tranen, zelfs om de overblijvende zonde en blijvende strijd, maar tóch... En straks in alle volmaaktheid. En dat dankzij de bewogenheid van de Heere Jezus. Dat is het getuigenis van het evangelie van vrije genade. Een getuigenis, dat in uw hart weerklank heeft gevonden ten eeuwigen leven?

Deze overdenking stond eerder in Eilanden-Nieuws van 14 februari 2003.