Ethiek: Wat is preken (3)

Ondertussen hebben we reeds aandacht besteed aan twee zaken. Preken is uitleg van Gods Woord en het is ook toepassing ervan. Er moet in de preek een lijn gelegd worden van de Schrift naar het hart van de hoorder. Dat brengt ons vervolgens bij een ander element van de prediking. Wie zijn de hoorders? En hoe moeten de hoorders worden benaderd? Dit zijn belangrijke vragen die gaan over onderscheiden (separeren) in de prediking. Er is helaas veel prediking waarbij weinig of geen onderscheid wordt gemaakt. Er wordt min of meer vanuit gegaan dat alle hoorders ware gelovigen zijn. Soms wordt dit wel aangeduid met de naam verbondsmatige prediking. Lezen we echter in de Bijbel, dan komen we andere elementen tegen. De Heere Jezus besluit de bekende Bergrede (Matt. 5-7) met de gedachte dat er wijzen en dwazen zijn; bekeerden en onbekeerden. Het lijkt mij van groot belang dat dit in prediking gestalte krijgt.

De gemeente is een gemengde schare. Er zijn mensen die nog leven voor eigen rekening. Het is goed dat deze mensen in de kerk zitten en naar de preek luisteren. De prediking is immers het instrument dat God wil gebruiken. We lezen in Handelingen 16 dat tijdens de preek van Paulus het hart van Lydia geopend werd. Zo ook hebben predikers onbekeerde mensen te waarschuwen en aan te sporen. Als we het ware geloof missen, dan leven we in diepe vijandschap tegen God. Wat heeft de prediker dan een verantwoordelijkheid om deze hoorders eerlijk en bewogen te wijzen op hun verloren staat. Maar ook heeft hij de plicht om deze hoorders te wijzen op Gods barmhartigheid en genade. Genade is beschikbaar voor de grootste der zondaren. Onbekeerde hoorders moeten weten dat er bij God geen onmogelijkheden zijn. Ze leven in het heden der genade. God wandelt zondaren na. De Heere kan en wil de prediking gebruiken om zondaren stil te zetten. Gelukkig als we zo in Gods huis mogen verkeren.

Er zijn echter ook mensen die niet goed weten of het ware geloof hun deel is. Dergelijke zielen kunnen heel erg tobben over de vraag hoe ze rechtvaardig voor God zullen verschijnen. Het zijn vaak mensen met heel veel vragen en zorgen. In de prediking moet ook voor deze mensen leiding zijn. De Heere leert zijn kinderen de drie stukken van de catechismus. Een eerste kenmerk van het ware geloof is dat we aan de weet zijn gekomen wie we zijn voor God. De prediking moet dit duidelijk maken. Dit is echter volstrekt niet genoeg om behouden te worden. We zijn alleen behouden door een waar geloof in Jezus Christus. Voor mensen die worstelen is het dan heel belangrijk dat in de prediking wordt gewezen op de aard en de eigenschappen van het zaligmakend geloof. Dit geloof is een uitgaande daad van de ziel naar Christus. Het ware geloof neemt Christus aan. In de prediking moet aan de orde komen, vanuit de Schrift, met welke werkzaamheden dit gepaard gaat. Wat kan het vertroostend zijn om onderwijs hierin te ontvangen.

Tenslotte moeten we ook rekening houden met Gods kinderen. Gods kinderen zijn allen die oprecht in de Heere Jezus geloven en dat ook weten. Ze hebben door het ware geloof de Heere Jezus als Zaligmaker aangenomen. In dit geloof is echter opwas en toename. In de brieven van de apostelen wordt hier uitvoerig over geschreven. Zaken als rechtvaardiging, heiliging en verheerlijking mogen in de prediking niet ontbreken. Anders gaat de gemeente drijven op gevoel en worden Gods kinderen niet getroost en aangespoord om roeping en verkiezing vast te maken. Laat ik het voor deze keer hierbij laten. Volgende keer iets over de aanbieding van Christus in de Bijbelse prediking.