Vervolgverhaal - Vervolgverhaal – Nynke - Leendert van Wezel (6)

"Dan weer een handelsreiziger. Maar als hij zich niet vermomt, is het iemand met een griezelige kop en lange scherpe tanden, met hoorns op zijn kop en paarden- of bokkenpoten. Maar nu stoppen we ermee. Praten over hem brengt onheil.’
‘Ik heb nog nooit iemand gezien met paarden- of bokkenpoten,’ zei hij opgelucht. Maar opnieuw moest hij denken aan het houtsnijwerkje dat hij op de markt gestolen had. Een mannetje met een kromme rug en een grijns op zijn gezicht, die zijn lange tanden laat zien. Kwaadaardige ogen. Hij had het beeldje altijd op een geheime plek verborgen gehouden en hij wist nu bijna zeker dat het een duivel was. Hij vroeg zich af of die duivel hem zelf had uitgenodigd het beeldje te stelen. Of hij nu zelf iets zondigs had gedaan of dat houten poppetje. In het ergste geval was het echt zijn eigen schuld en had hij al één zonde gedaan in zijn leven. Hij pakte Nynkes arm en vroeg: ‘Ik denk dat ik één zonde heb gedaan. Ga je dan ook al naar de hel?’
Nynke schudde haar hoofd en zei dat dat gelukkig niet zo was, maar dat God zijn zonden wilde vergeven als hij Hem daar om bad en zijn best deed om goed te leven.
Hij ging weer in de kussens liggen en zei dat hij God zou bidden om vergeving. Even was hij bang dat Nynke zou vragen welke zonde hij gedaan had. Maar ze zei alleen dat ze blij was dat te horen en dat ze hoopte dat het zo zou blijven. Ze wenste hem een goede nacht en liet hem alleen.
De volgende dag knielde ze voor hem neer toen hij ’s morgens uit de bedstee was geklommen, haar gezicht op gelijke hoogte met het zijne. Hij voelde dat het een bijzonder moment was toen ze met een langzaam gebaar een houten kruisje aan een touwtje om zijn nek hing.
‘Dit kruisje zal je beschermen tegen de duivel,’ zei ze. ‘En als je hem ooit tegenkomt moet je zeggen: “In naam van Jezus Christus, ga weg, satan!” Dan zal hij zeker weggaan.’
Hij herhaalde de spreuk en zij liet haar handen langs zijn nek glijden, langs het touwtje, tot ze samenkwamen bij het kruisje om zijn nek. Ze vouwde haar handen eromheen, alsof ze ging bidden, maar haar ogen bleven open en keken hem aan. Hij wist dat hij veilig was zolang hij in die blauwe ogen kon kijken en zolang ze haar handen gevouwen hield om het kruisje. In gedachten zag hij de man met de paardenpoten wegvluchten en satan terugrennen naar de geheime ingang van de hel.
Ja, zo zou hij altijd veilig zijn.

‘Neele gaat in Goedereede wonen,’ zei Nynke, terwijl ze in een grote pan roerde die boven het vuur hing.
Hij zat aan tafel, keek naar haar en probeerde te begrijpen wat ze zei. ‘In Goedereede? Waarom?’
Nynke legde uit dat Jacob, die de laatste tijd heel vaak kwam, met Neele ging trouwen en dat ze samen in Goedereede gingen wonen.
‘Dat is een rotstreek van Jacob. Neele wil dat helemaal niet. Die wil bij ons blijven,’ zei hij.
Nynke keek op van haar werk en glimlachte. ‘Neele wil het juist heel graag. Ze houdt van Jacob. Zo gaat dat. Als je ouder wordt, zoek je een man. Of in jouw geval een vrouw. En dan ga je trouwen.’
‘Dus ze wil graag bij ons weg?’ Diep in zijn lijf werd iets strakgetrokken, hij werd er een beetje misselijk van. ‘En ze laat ons al het zware werk met zijn tweeën doen.’
Nynke zweeg een tijdje. ‘We redden het wel,’ zei ze met een zucht, al roerend.
‘Die Jacob vind ik trouwens ook een varken, dat hij zoiets doet,’ zei hij met schelle stem. ‘Die komt hier vriendelijk doen alsof er niks aan de hand is en dan haalt hij Neele bij ons weg!’
Nynke viste met een grote vork in de pan en haalde er een reep vlees uit, druipend van het dikke kookvocht. Ze hield er snel een bordje onder en zette het voor hem op de tafel. ‘Hier, voor jou.’
Het vlees had een prachtige donkere kleur, hij zag hoe gaar het daar op het bordje lag. De geur die zijn kant op kwam, met de hete dampen die opstegen van het bordje, was overweldigend lekker. Hij haalde diep adem om die zo goed mogelijk in zich op te nemen.
Nynke lachte. ‘Zit je weer te ruiken? Hoe ruikt het dit keer?’
Hij pakte het vlees voorzichtig vast, bang om zijn vingers te branden. Het ging net. Het vlees scheurde vanzelf, zo mals was het. Hij hield een stukje onder zijn neus en stopte het daarna in zijn mond. ‘Zachtroze,’ zei hij.
Nynke schudde haar hoofd. ‘Jij met je kleuren. Hoe kan een geur nu zachtroze zijn? Je bent een bijzondere jongen.’
Hij haalde zijn schouders op. Het rook zachtroze, net zoals brood lichtgroen rook, op het gele af, en worst een meer donkerblauwe geur had. Hij scheurde een nieuw stukje vlees af, stopte het in zijn mond en kauwde. Het was stil in de keuken, hij hoorde alleen het schrapende roeren in de pan, het geknetter van het vuur in de haard en de weerklank van zijn eigen soppige gekauw in zijn hoofd.
Toen het vlees op was schoof hij het bordje terug op de tafel. ‘Mag ik nog meer?’
Nynke schudde haar hoofd. ‘Nee. Dan hebben we vanavond niet genoeg.’
‘Neele krijgt niks,’ zei hij. ‘Die gaat toch weg. Dan moet ze het zelf maar weten.’