Hein Mijs (Foto: Jaap Reedijk).
Hein Mijs (Foto: Jaap Reedijk).

Akkerranden en patrijzenakkers verrijken het landschap en vergroten de biodiversiteit

De woning van Mijs staat midden in het groen en vormt de perfecte entourage voor een gesprek over dit aansprekende onderwerp. Voor één van de grote ramen hangt een voederkastje, waar een pimpelmeesje zich tegoed doet aan het lekkers dat erin zit.
“De aanleg van akkerranden en patrijzenakkers is een goede mogelijkheid om de biodiversiteit te vergroten”, vertelt Hein Mijs. “Agrariërs krijgen vanuit subsidie een redelijke vergoeding voor het beschikbaar stellen van akkerland, dat anders gewas op zou leveren.

Akkerranden

Akkerranden zijn niet alleen mooi in het landschap, maar hebben een belangrijke functie. “De bloemrijke stroken zijn minimaal drie meter breed en vormen een buffer tussen het gewas en de sloot. Ze zorgen voor een natuurlijke plaagbeheersing van de gewassen op de akker. In de rand leven veel soorten insecten, die zich daar veilig voelen en zich goed kunnen vermeerderen. In de randen is geen bespuiting of bemesting toegestaan. Vanuit de randen zwermen ze uit over het land en eten ze de voor het gewas schadelijk insecten. Dit is natuurlijke plaagbestrijding! Uit onderzoek is gebleken dat insecten tot 50 m in het gewas hun nuttige werk doen. Ik ken boeren die al jarenlang akkerranden hebben en nauwelijks meer insecticiden gebruiken. Het bezwaar van het gebruik insecticiden is dat ze naast de schadelijke insecten ook de nuttige insecten doden.”

De randen trekken ook bijen, hommels en vlinders aan, die belangrijk zijn en veelal onmisbaar zijn voor de bestuiving van veel planten. Daarnaast hebben de akkerranden een positieve invloed op de kwaliteit van het oppervlaktewater. Doordat de randen als buffer fungeren, is de kans dat gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen in de sloot komen nog minder groot.

De akkerranden herbergen verschillende soorten insecten, waar veel vogels op afkomen. “Vogelaars zijn dan ook enthousiast over de akkerranden, daar er meer en verschillende vogels worden waargenomen”, zegt Mijs. “Maar ook de slootkanten zijn een belangrijke habitat voor vogels en insecten.” Hij pleit voor een goed maaibeleid. “Dat betekent niet maaien uit gewoonte, maar maaien volgens de biologische kalender. Het later maaien van de kanten geeft de jonge vogels langer beschutting en tijd om uit te vliegen. Van de boeren, en zeker ook van het waterschap, vraagt dat flexibiliteit. Niet maaien als het niet echt nodig is.”

De akkerranden zorgen voor een verrijking in het landschap. “Waar er vroeger vijf gewassen in een polder stonden, staat er nu bijvoorbeeld maar één meer”, merkt Mijs op. “Grootschalige landbouw is effectief, maar veroorzaakt ook ecologische achteruitgang en minder verscheidenheid. De landschappelijke waarde is achteruitgegaan. Het aanleggen van akkerranden kan daar zeker een verschil in maken.”

Patrijzenakkers

Naast de inmiddels bekende akkerranden zijn er sinds 2019 op Goeree-Overflakkee ook veertien patrijzenakkers te vinden. Ze bestrijken het eiland van Oostdijk bij Goedereede tot aan de Galathese polder. De planten op deze akkers trekken insecten aan, die als voedsel dienen voor patrijzen en andere akkervogels. Daarnaast biedt de begroeiing hun ook een schuilplaats. “De patrijs staat eigenlijk symbool voor alle bedreigde akkervogels, zoals de veldleeuwerik ”, legt Mijs uit. Deze vogels lijden onder de grootschalige landbouw. Ze gaan weg, omdat er door de grote kavels en het ontbreken van sloten en ruigte te weinig besloten plekken voor hen zijn. Die vinden ze wel op de patrijzenakkers.”

Een aangelegde patrijzenakker blijft minimaal drie jaar intact. Ieder jaar wordt de helft van het gewas verjongd, de andere helft blijft staan. In het oudere deel vinden vogels beschutting en gelegenheid om te broeden. Het vernieuwde deel biedt juist weer voedsel voor de jonge vogels. Voor agrariërs hebben de patrijzenakkers een bijkomend voordeel, volgens Mijs. “Een perceel met een ongelukkige vorm kan prima gebruikt worden als patrijzenakker.”

Bij de aanleg van patrijzenakkers door de Agrarische Natuurvereniging ‘In Goede Aarde” wordt samengewerkt met de NLGO (Natuur en Landschapsbescherming Goeree-Overflakkee) en de WBE (Wild Beheer Eenheid). Mijs: “De NLGO zorgt voor de vogeltellingen, zodat we kunnen zien hoe de patrijzenstand zich ontwikkelt en de WBE heeft veel kennis van de populaties en locaties waar de patrijzen zitten. Op die plekken kunnen we dan een patrijzenakker aanleggen om hun habitat te vergroten.” Naast de patrijzenakkers zijn er ook wintervoedselakkers. Dat is het geval als de tarwestoppel tot na de winter blijft liggen. De achtergebleven zaden in de stoppel en insecten zijn een voedselbron en schuilplaats voor akkervogels gedurende de winter.

Verbinding maken

De akkerranden en patrijzenakkers dragen duidelijk bij aan een betere biodiversiteit. Maar er is veel meer nodig, zegt Mijs. “In de eerste plaats is dat bewustwording hoe belangrijk verbetering van de biodiversiteit is voor de natuur en zeker voor de agrarische sector! Dat kan verandering in de bedrijfsvoering inhouden.” Boeren moeten ook wel de financiële mogelijkheden krijgen om te verduurzamen. “Binnenkort start een project vanuit Wageningen University & Research met een aantal agrarische collectieven in Zuidwest-Nederland Nederland, waaronder ons Coöperatief Agrarisch Collectief Zuid-Hollandse eilanden. Dat is gericht op voorlichting en samenwerking tussen de burgers, boeren, de gemeente, het waterschap en de provincie”, vertelt Hein Mijs. “Het doel is om alle genoemde partijen samen, en ieder op zijn gebied, de biodiversiteit te laten verbeteren.”

Welke mogelijkheden hij ziet? “Groen bevorderen vanuit de gemeente bijvoorbeeld. Windsingels rondom industrieterreinen en verplichte ruime erfbeplanting bij nieuwbouw in de polder. Maar ook aandacht voor het maai- en slootbeheer, en aandacht voor meer aanleg van bosjes en plantsoenen, die weer vlinders en bijen kunnen aantrekken. Mogelijkheden genoeg. Daarom is het zo belangrijk om met elkaar in contact te zijn en de afstemming te zoeken. Je kunt het niet alleen aan de agrarische sector overlaten. We moeten het uiteindelijk toch allemaal samen doen.”

Een bloeiende akkerrand (Foto: Jaap Reedijk).