Afbeelding
Foto:

Mevrouw Van Dijke-Van Nieuwenhuijzen (94) Sommelsdijk: Niet achter de geraniums

Mevrouw Van Dijke ziet er ondanks haar 94 jaar nog fief en blozend uit. "Maar, dat komt van het zonnetje", legt ze uit. "Ik ben onlangs teruggekomen van een vakantie in Spanje. Daar ben ik met het vliegtuig naar toe geweest, naar mijn zoon en schoondochter".

Voor vliegen draai mevrouw haar hand niet om. Iedere zomer gaat ze met het vliegtuig naar Frankrijk. "Mijn zoon heeft daar een caravan in de buurt van Bordeaux", zegt ze. "Hij en zijn vrouw gaan er met de auto naar toe, maar dat duurt mij te lang. Dus ik reis ze achterna. Heerlijk!" Sinds een paar jaar woont mevrouw Van Dijke, "schrijf maar Truus hoor", in Sommelsdijk en heeft het daar prima naar haar zin. "Ik kwam hier een aantal jaren geleden terecht in het zorghotel, nadat ik mijn heup had gebroken. Daarna ben ik weer naar mijn eigen huis in Sint Philipsland teruggegaan, maar dat was geen succes. Toen ik hier een appartement kon krijgen heb ik dan ook meteen gereageerd en ik heb er geen spijt van. Nu ben ik ook wat dichter bij mijn zoon en zijn vrouw, die in Ouddorp wonen. Dat is wel zo prettig".

Contrast

Hoewel Mevrouw Van Dijke, niet meer zo goed ter been is, kan ze zich nog prima redden en heeft veel plezier in het leven. "De kerstdagen staan weer voor de deur en die vier ik altijd met mijn familie", vertelt ze. "Ik heb één zoon en een lieve schoondochter, die hebben gezorgd voor zes kleinkinderen en inmiddels zijn er al negen achterkleinkinderen. Het is dus een flinke club geworden. Meestal gaan we met zijn allen eten bij een van de kleinkinderen in Brabant. Heel gezellig. Het is een groot contrast met vroeger. Toen werd de kerst veel soberder gevierd. We gingen naar de dienst in Hervormde kerk in Ooltgensplaat, mijn ouders, oudere broer en ik. Soms werd er wat extra's klaargemaakt en ook wat kaarsjes aangestoken. En dat was het eigenlijk wel. Nee, geen kerstboom of andere versiering. Dat hadden we toen nog helemaal niet".

Oorlogstijd

Truus werd geboren als boerendochter in de polder nabij de Langstraat. "Daar ging ik ook naar de lagere school", weet ze nog. "Daarna ging ik naar de Mulo in Middelharnis. Eerst met de fiets naar het stationnetje in Achthuizen en dan met de tram verder. Vier jaar lang op en neer. In mijn vrije tijd moest ik thuis meehelpen. Niet op het land, maar in huis. Er was altijd wel wat te doen en we hadden nog geen elektriciteit. Allemaal handwerk, dat was zwaar hoor". Kort nadat Truus haar Mulodiploma had behaald brak de oorlog uit. "Op zich hebben wij daar niet zo veel van gemerkt, totdat de polder onder water werd gezet door de Duitsers", zegt ze daarover. "Wij hebben toen bij verschillende families op het eiland ingewoond. Als laatste bij de familie Kort in Melissant. Daar zijn we gebleven tot na de oorlog. Bij thuiskomst bleek dat ons huis was droog gebleven, omdat het wat hoger stond".

Den Haag

Na de oorlog vertrok Truus naar Den Haag om daar naar de huishoudschool te gaan. "Mijn moeder kwam uit Alphen aan de Rijn en zij had aardig wat familie in die omstreken waar ik wel eens ging logeren. Dus ik kende de omgeving een beetje. In Den Haag kon ik inwonen bij een ongetrouwde vriendin van een tante. Het klikte heel goed tussen ons en ik heb er een aantal leuke jaren gehad. Het was wel een hele reis in mijn eentje. Van Middelharnis met de boot naar Hellevoetsluis, dan met de tram naar Rotterdam en door naar het centraal station om met de trein naar Den Haag te gaan. Maar dat deed je gewoon he?"

Sint Philipsland

Terug op Goeree-Overflakkee leerde Truus haar man kennen. "Zijn zus woonde op Flakkee en we ontmoetten elkaar op een avondje bij iemand thuis. Tja en zo is het gekomen. We trouwden in 1948 en ik ging met hem mee naar Sint Philipsland, waar zijn ouders ook akkerbouwers waren. Wij woonden op een van familie gehuurde boerderij. Ik kon het goed wennen. Had daar eigenlijk nooit veel moeite mee. Daar is ook onze zoon geboren. In 1953 hadden we de watersnoodramp. Wij hebben toen veel geluk gehad. Heel toevallig waren we dat weekend bij familie in Dirksland en dat dorp bleef droog. Ook mijn ouderlijk huis in de Langstraat was droog gebleven. Zodra we de kans kregen om met de boot over te steken naar Steenbergen zijn we gauw bij ons eigen huis gaan kijken. Daar was het minder goed afgelopen. Het was deels ingestort. Het water had tot bovenaan de deuren gestaan. Via kennissen in Steenbergen vonden we een onderkomen. Daar zijn we best lang geweest, eer we weer terug naar huis konden. Na een aantal jaren werd de boerderij overgenomen door een oom en toen hebben we een ander huis gehuurd en is mijn man bij de Suiker Unie in Stampersgat gaan werken. Ik was huisvrouw en zorgde voor onze zoon. Toen we ook dat huis moesten verlaten, hebben we wat laten bouwen in het dorp zelf. In 1990 is mijn man overleden en ik ben tot een paar jaar terug daar gebleven".

"En nu zit ik hier", zegt ze tot slot. "Ik heb een mooi ruim appartement. De verzorging is heel goed en het personeel is heel aardig en meelevend. Tussen de middag ga ik altijd naar beneden voor de warme maaltijd en als er een leuke activiteit is, doe ik gezellig mee. Verder lees en brei ik graag. Eigenlijk heb ik het hartstikke druk. En dat op mijn leeftijd he. Als het zo blijft, wil ik er nog lang van genieten".