Vervolgverhaal - Het hart kent zijn eigen bitterheid - Els van Wageningen (56)

Als Geertje het had mogen uitkiezen, had Pieter een dergelijke vrouw moeten trouwen in plaats van Annie. Jannie wist te vertellen dat er nog meer vooraanstaande Haagse burgers, allemaal mannen, in de afgelopen nacht waren opgepakt. ‘Ik probeer via het Rode Kruis te weten te komen waar ze heen zijn gebracht, maar geeft u mij even de tijd, ik zal niet vandaag al een antwoord krijgen.’ Daar had Geertje alle begrip voor. Ze spraken af dat Jannie alle dagen op het kantoor zou zijn om de post af te handelen, de telefoon aan te nemen en eventuele bezoekers op te vangen en hen van de afwezigheid van Pieter op de hoogte te stellen. ‘We kunnen op dit moment niet meer doen dan alleen maar afwachten.’ In de loop van de volgende morgen kwam Jannie weer langs. Nu had zij meer informatie over de verblijfplaats van Pieter. ‘Ze zijn onderweg naar kamp Buchenwald.’ Daar hadden ze nog nooit van gehoord. ‘Waar ligt dat?’ vroeg Annie. ‘Het is in de Duitse deelstaat Thüringen, vlakbij het stadje Weimar. De literaire thuishaven van Johann Wolfgang von Goethe,’ verduidelijkte Geertje, maar daar werd Annie niet veel wijzer van. Jannie vertelde dat de mannen als ‘Indische gijzelaars’ werden aangemerkt.
Op last van de gouverneur-generaal werd begin mei een groot aantal Duitse onderdanen in Nederlands-Indie gevangen genomen als reactie op de inval in Nederland. De Duitsers wilden vergelding en al op 19 en 20 juli arresteerden ze ruim 230 mensen die vanuit Nederlands-Indië met verlof in Nederland waren. ‘De 116 mannen die nu zijn opgepakt hebben allemaal belangrijke posities, de secretaris van prinses Juliana is er ook bij.’
‘Wat kan die secretaris van de prinses mij nu schelen,’ viel Annie woedend uit. ‘Het gaat mij om Pieter.’ Geschrokken keek Jannie haar aan, maar Geertje gaf een seintje met haar hoofd dat ze hier niet op moest reageren. Jannie begreep ook wel dat, na weer een slapeloze nacht, de vrouwen op hun tenen liepen. ‘Ze worden aangemerkt als krijgsgevangenen en dat betekent dat er via het Nederlandse Rode Kruis privé voedselpakketten mogen worden verstuurd, dit als extra naast de gewone pakketten die door het Rode Kruis al worden verzorgd. Ik ben vanmorgen langs het hoofdkantoor geweest en heb de gegevens van Mr. Reeringh doorgegeven. In de kranten worden de inleverdata bekendgemaakt, zodat u een pakket kunt samenstellen. Dit mag dan elke maand.’
Nadat Geertje Jannie hartelijk had bedankt voor haar komst, vertrok deze weer. Geertje wilde juist de deur achter zich sluiten, toen de postbode eraan kwam met een stapeltje in zijn handen. Hij tikte met zijn vinger tegen zijn pet en gaf haar wat brieven.
Maar wat een verrassing, daar bovenop een kaart met het overbekende handschrift van Pieter. Het was een haastige krabbel met potlood, maar wel een levensteken en wat zou Annie daar blij mee zijn.

‘Lieve mensen, even een teken van leven. Ik zal dit moedig dragen, doen jullie het ook. Veel bekenden uit Den Haag onder ons. In grote autobussen van de NTM vervoerd, worden goed behandeld. Een kus en handdruk van zoon, man en vader.’ 

Niet veel later werd de eerste brief van Pieter bezorgd, geschreven in het Duits. Het bleek dat hij op 9 oktober in Buchenwald was aangekomen en dat hij het goed maakte. Pieter repte met geen woord over het dagelijkse leven in het kamp. Dat was ook begrijpelijk, de bezetter controleerde alle uitgaande post die de mannen aan het thuisfront schreven. Ter gelegenheid van Sinterklaas mocht Pieter een extra pakket ontvangen en dit werd zorgvuldig en met veel liefde door Geertje en Annie samengesteld. Annie en Annet brachten het samen weg, het hoofdkantoor van het Rode Kruis was te ver lopen voor Geertje. 

Annie vroeg of zij de Kerst bij haar en Annet wilde doorbrengen en Geertje wilde niet weigeren, op die manier hadden ze nog wat steun aan elkaar.

‘Hoe zouden ze het daar hebben? vroeg Annie zich af. ‘De Duitsers zullen de komst van de Heiland naar deze aarde toch ook vieren?’ Daarop kon niemand haar een antwoord geven. Met Oud en Nieuw kwam Peter naar huis en iedereen keek naar zijn bezoekje uit. In deze sombere dagen was zijn komst een heerlijke afleiding. 1940 ging geruisloos over in 1941, wat zou het nieuwe jaar hen brengen aan goede en slechte dingen? 

 HOOFDSTUK 23

Den Haag, februari 1941

Geertje voelde zich moe en ‘versleten’. Ze moest zelf grinniken om deze uitdrukking. Het deed haar denken aan haar jeugd en deze term kwam van grootvader Droogendijk vandaan.
‘Ik ben blij dat ik weer thuis ben, het is zo nat en koud buiten. We hebben jammer genoeg niets in te brengen dan lege briefjes wat betreft het weer.’
‘Gelukkig maar,’ antwoordde haar dienstbode Betsy, terwijl ze Geertje uit haar mantel hielp, deze gladstreek en aan een klerenhanger aan de kapstok hing. ‘Ik vermoed dat als mensen het weer konden bepalen, het veelal donder en bliksem zou zijn. Het ene mens gunt het andere het licht in de ogen niet, dus het zou niet veel soeps worden.’
‘Je zult ergens wel gelijk hebben, maar als het aan mij ligt, veel zonneschijn en een wolkenloze hemel.’