Meditatie: Voor onderweg

Sion's pelgrim zingt zijn reislied. Alle eeuwen door wordt het gehoord. In véle toonaarden. En het gaat om Gods inzettingen. Waar klinkt dat lied op? In het hart van hen, die ingewonnen werden voor de dienst des Heeren. Wat begrijpt het ongeloof ervan? Gods Wet een lied? Men ervaart deze als een knellende band. De mens wil vrij zijn. Geen God en geen meester!
Maar de Farizeeër begrijpt het evenmin. Gods inzettingen een Psalm? Spreek er zo niet over! De Farizeeër is streng; hij maakt er zelfs geboden bij. Maar zingt er niet bij. Maar de liefde wordt erin gemist! Er is geen waarachtig geloof. Daarom voerde Luther zijn bittere strijd tegen de inzettingen van Rome. Hij miste het hárt van de prediking.
Daarom houden we eraan vast. Uw inzettingen... Zalige dienst, als we ervoor ingewonnen werden . Door de Heilige Geest. De omstandigheden kunnen verschillend zijn. We denken aan de tijd van de eerste ritselingen van het geestelijk leven. Als er een stille begeerte in het hart gaat leven, om de Heere te dienen. Maar we kunnen ook denken aan de tijd, waarin het ware geloof opbloeit. Als de vreze des Heeren openbaar komt. Dan is er vreugde in Gods inzettingen. Eigenlijk staat er: ,,Wat in het hart gegraveerd is". Zoals de namen in een trouwring. Dat kan niet meer uitgewist worden. En dan krijgt het grote waarde. De Psalmist zingt er van. En we horen in deze woorden de prediking doorklinken aangaande de Heere Jezus. Hij had een zuiver vermaak in de inzettingen Gods.
En dan komen we niet terecht bij ónze bedenksels, maar bij wat de Heere doet horen. Het zijn immers goede inzettingen.

,,Uw inzettingen zijn mij gezangen". Duidelijk herkenbaar, helder klinkend. De pelgrim zingt. Dat had de wereld niet kunnen denken! Dat volk van God? Ze zuchten alleen maar, en ze klagen maar en het is nooit goed. Maar 't ligt veel dieper. De pelgrim zingt. In vele toonaarden. De wereld kent maar één lied: eten en drinken en vrolijk zijn. En het is even vermoeiend en geestdodend als de muziek, die zij voortbrengt. Maar het lied van de pelgrim is rijker. Soms wordt het gezongen vanuit de diepte. Uit het heimwee naar God. Wenen en zingen gaan dan samen op. Ze worden samen beleefd: de klacht, er zo'n strijd mee te hebben, om de inzettingen des Heeren na te komen en de vreugde, naar Zijn geboden te leven. En in een tijd van kruisdragen? Zelfs dán kan de Pelgrim - bij tijden - niet zwijgen: ,,'k Zal Zijn lof zelfs in de nacht zingen, daar ik Hem verwacht!"

De dienst des Heeren is een zalige dienst. Dat komt openbaar in het opgaan onder de bediening der verzoening, waar zonde en genade weerklinken, waar de weg des Heeren verklaard wordt, waar het hart van een aangevochtene vertroost wordt. Laat het lied van Gods inzettingen maar weerklinken! Onze tijd is al gejaagd genoeg. En… Hoeveel mensen vergapen zich niet aan de lege en zinloze uitingen van de massamedia! Maar daar leert men de gezangen van de ware vreemdelingen niet.

Die worden geleerd, waar we God ontmoeten en waar de verwondering over de trouw des Heeren het leven doortrekt. Daar bespeelt de Geest de snaren van het hart. Als God zich in Zijn genade openbaart, klinkt de lofzang op. En als het noodzakelijk is, dat Hij voor een tijd of een ogenblik zijn aangezicht verbergt, wordt de harp aan de wilgen gehangen. Hoe zou je kunnen zingen in een tijd van geestelijke verlatenheid?

Van deze hoogten en diepten hadden ook de predikers ten tijde van de Reformatie weet. Ze spraken uit ervaring en konden zo in de prediking niet alleen het Woord Gods prediken en uitdiepen, maar het ook verklaren naar het hart van de gemeente toe. Ze wisten van strijd en vreugde, van klacht en jubel, van de diepte van de schuldbelijdenis en van de hoogte van de liefde Gods.
Temidden van de vele uitingen van bijgeloof hérontdekten zij de Bijbelse prediking. Daarin gaat het om genade, om het ware geloof in Christus. Zijn Naam klinkt in deze tekst immers ook door. De prediking aangaande Christus maakt de diepgang van deze tekstwoorden uit. Ook Sion's Borg heeft gezongen van Gods inzettingen. Het was een lofzang en dat nog wel aan de vooravond van Zijn lijden en sterven. Christus zong in gemeenschap met Zijn Kerk en de Bruid zingt op haar beurt op kosten van haar Borg. Weerklinkt het in ons hart?

Wáár zingt de Psalmist? In het land van zijn vreemdelingschap. Op deze aarde is hij niet 'thuis'; hij is onderweg naar een beter vaderland. Naar de plaats der rust. Dat bepaalt zijn leven . Calvijn schreef er over: ,,Van de overdenking van het toekomende leven ". De pelgrim is án ders. Niet beter. Daarom zijn Gods geboden ook zo nodig. Dat geeft spanning, want de wereld trekt soms zo sterk. Heft u ook dit reislied aan? Het is als een lied Hammaäloth. Dat wordt geoefend. Door de kracht van de Geest en het onderwijs van het Woord. Geoefend door het leven en soms ook door het lijden. Maar eens komt aan die pelgrimsreis een einde. Dan wordt de mond van de pelgrim gesloten en zijn lichaam in het graf gelegd. Of anders gezegd: dan komt hij thuis. En terwijl in de verlorenheid de jammer van wroeging en wanhoop opklinkt, staan de gezaligden aan de oever van de glazen zee. Terwijl in de plaats van het oordeel God gevloekt wordt, staan de pelgrims van weleer nu met de citers Gods in de hand en zingen zij het gezang van Mozes (die Israël Gods inzettingen leerde!) en van het Lam. Een nieuw gezang. Zonder strijd en zonder zonde. Voor altijd thuis.

Deze overdenking stond eerder in Eilanden-Nieuws van 2 november 1990.