Vervolgverhaal - Het hart kent zijn eigen bitterheid - Els van Wageningen (54)

Ze was nu op een leeftijd gekomen dat ze het liefst thuis was, in haar eigen, vertrouwde omgeving. Logeerpartijen dat was iets van vroeger, niet als je de tachtig al bent gepasseerd. ‘Toe oma, komt u een paar nachtjes bij ons logeren, dat is leuk!’ en Annet klapte enthousiast in haar handen. Geertje kon met goed fatsoen geen uitvlucht bedenken en daarom zei ze: ‘Ach ja, waarom niet? Afgesproken, dan kom ik dat weekend een nachtje logeren.’
‘Twee nachtjes,’ bedelde Annet.
‘Ook goed, maar niet meer dan twee nachtjes, anders weet mijn bed niet meer wie ik ben,’ waarschuwde Geertje.

Die zaterdagmiddag kwam Pieter samen met Annet haar ophalen. Geertje had wat spulletjes in haar reisvalies gestopt. Opgewonden babbelend over van alles en nog wat liepen ze terug. Het was maar een klein eindje maar toch was Geertje blij dat ze kon gaan zitten. Ze voelde aan haar lichaam dat ze geen vijftig meer was hoewel haar geest daar anders over dacht. De ouderdom hield je niet tegen maar Geertje hoopte dat haar verstandelijke vermogens niet achteruit gingen en op een gegeven moment haar in de steek zouden laten. Dat leek haar zo verschrikkelijk, ze moest er niet aan denken wat er zou gebeuren als haar dit overkwam. 
Er lagen een paar mooie dagen in het verschiet, Annie had gezegd dat ze haar eens zouden verwennen. Geertje glimlachte bij deze gedachte; als ze haar middagdutje maar kon doen vond zij het al lang goed. Die zaterdagavond deden ze spelletjes met elkaar en Geertje won zelfs een potje domino. Voor half elf zocht iedereen zijn bed op. Annie hield van een goede voorbereiding voor de zondag en maakte het daarom niet al te laat. De zondag brachten ze ook in alle rust door. Vanwege haar leeftijd ging Geertje al een tijdje maar één keer naar de kerk en dat was de ochtenddienst. Anderhalf uur op een houten bank doorbrengen was een aanslag op haar rug en benen. Het duurde dan ook altijd even voordat ze kon opstaan en haar bloedsomloop weer op gang kwam. Na de avonddienst zorgde Geertje dat de koffiepot pruttelde als het gezin uit de kerk kwam. Onder het genot van een kopje koffie vertelde Pieter, aangevuld door vrouw en dochter, waar de dominee over had gepreekt en welke psalmen ze hadden gezongen. Ook deze avond maakten ze het niet al te laat. Morgen was het weer maandag en stond Pieter voor een nieuwe werkweek. Geertje viel in een onrustige slaap, ze werd een paar keer wakker. Dan weer had zij het warm en dan weer het gevoel dat de koude rillingen over haar rug liepen. Een tijdje lag ze ook naar het plafond te staren, wat verlangde ze naar haar eigen huis, naar haar eigen bed. Morgenmiddag of liever gezegd vanmiddag, want het was al maandag, mocht ze weer naar huis. Opeens hoorde ze een kreet en ze zat van schrik meteen rechtop in haar bed. Toen drong het tot Geertje door dat het Annet was, zij had waarschijnlijk een nachtmerrie. Volgens Annie had ze daar de laatste tijd weer vaker last van dan voorheen. De lamp op de overloop ging aan en ze hoorde de snelle voetstappen en de sussende stem van Annie. Niet veel later ging de lamp uit en de rust keerde weer. Geertje wilde zich juist omdraaien toen ze een auto hoorde aankomen. ‘Wat is dat nu voor een tijdstip om te gaan rijden,' mopperde ze in zichzelf. Het was wel een lawaai in de straat en ze verlangde des te meer naar haar eigen, rustige, stille buurt waar nooit iets gebeurde. De auto stopte en het zware motorgeronk hield op. 
Geertje herinnerde zich dat een eindje verderop een arts woonde; die stonden dag en nacht voor hun patiënten klaar. Dat was in de tijd van vader Werner al zo en dit was heden ten dage nog niets veranderd. Een arts stond nu eenmaal in dienst van de gemeenschap en dat zou altijd wel zo blijven. Opeens zat Geertje weer rechtop in haar bed en haar hart sloeg een tel over. De deurbel ging en niet een beschaafd belletje maar luid en doordringend alsof de bezoeker erg veel haast had en het geduld niet kon opbrengen om lang te wachten. Weer ging het licht op de overloop aan en ze hoorde Pieter de trap af lopen. Een onverklaarbare angst vloog Geertje naar de keel. ‘Dit is niet goed,' zei ze bij zichzelf en ze schoot in haar pantoffels en greep haar ochtendmantel. Beneden werd er voor de tweede keer gebeld en angstig opende Geertje de slaapkamerdeur. Annie stond ook al met een krijtwit gezicht in de deuropening van haar slaapkamer. Angstig wachtten de beide vrouwen de dingen die gingen gebeuren af. ‘Een eindje verderop woont toch een arts?' waagde Geertje te zeggen.'Wie weet heeft een patiënt zich wel in het huisnummer vergist of het is een aanstaande vader die in paniek denkt dat hij al bij zijn huisarts is.’ Maar toen ze dat zei klonk het haar ook onwaarschijnlijk in de oren.
Beneden opende Pieter de deur en onmiddellijk stormden er drie mannen binnen. ‘U bent Pieter Christiaan Reeringh?’ vroeg één van hen terwijl hij in zijn hand een lijst hield.
‘Ja, dat ben ik,’ antwoordde Pieter rustig.
De aangesprokene knikte kort. ‘U krijgt een kwartier de tijd om een koffer in te pakken met kleren en andere benodigdheden. U gaat met ons mee en wordt op transport gesteld.’
‘Mag ik weten waarvoor en waarom?’ was de wedervraag van Pieter.
‘Vraag liever waar naartoe,’ schoot het door Geertje heen, terwijl ze Annie vroeg een koffer te pakken. Daarom hoorde ze het antwoord niet wat Pieter kreeg. ‘Wat moet hij dan meenemen?’ vroeg Annie, die totaal van de kaart was.
‘Ondergoed, scheerspullen en oh ja, pen en papier.’ Geertje wist dat Pieter graag schreef en tekende. ‘Trui, overhemd, ik help je wel.’