Afbeelding
Foto:

Column: Naar de watertoren van Zuidzijde

Na een eind langs de mij zo bekende kreken te hebben gefietst, stak ik de weg over naar het grote avontuur. Het pad richting Stad aan 't Haringvliet lonkte al. Het leidde me naar het kleine strandje, kabbelend water, traag voorbij varende boten en schapen die loom in het gras lagen. Daarachter was de dijk met ruisende populieren. Ik maakte een omweg om bij de Lorredijk te komen, waar struiken vol hondsroos als zeeën van roze en witte bloemen lagen te schitteren in het licht van de zon.

Een bordje met daarop 'Den Bommel' deed mijn hart even opspringen; voor het eerst zou ik met de fiets in Den Bommel belanden. Het lijkt nu misschien alsof ik daar nog nooit geweest ben, maar dat is natuurlijk niet zo. Ik was er alleen nog nooit met de fiéts geweest. Opnieuw moest ik een dijk met immens hoge en indrukwekkende populieren trotseren, tot ik zicht kreeg op de karakteristieke molen van het dorp. Ik fietste langs uitbundig bloeiende klaprozen. Daar waren de gorzen, die me een blik gunden op drassige weilanden en het eiland Tiengemeten. Ik was allang niet meer bang om te verdwalen. Ik fietste gewoon en zou wel zien waar de weg me naar toe bracht.

In Den Bommel maakte ik helaas ook een lelijke smak, waar hartelijk om gelachen werd door een groep motorrijders, en was ik genoodzaakt om over een eindeloos pad langs de autoweg te rijden. Ik begon me nu voor het eerst af te vragen of ik toch niet verdwaald was. Op de akker lachte een vogelverschrikker, gekleed in een overall, met op zijn hoofd een hoge hoed, me toe. 'Het komt goed,' leek hij te zeggen. En daarin had hij geen ongelijk; ineens zag ik het uiteindelijke doel van mijn fietstocht aan de horizon verschijnen.

Moe, maar voldaan rustte ik uit op het dijkje bij de watertoren, terwijl donzige witte wolken voorbij dreven aan een strakblauwe hemel. En daar bedacht ik me, dat het eigenlijk onmogelijk was om op het eiland te verdwalen. Al gauw bereikte ik het fietspad tussen Oude- en Nieuwe-Tonge en dook ik De Vliegers weer in. Ik stapte van mijn fiets en wandelde de laatste kilometers tussen het prachtige, hagelwitte populierenpluis waarmee het pad bezaaid lag. Ik was weer in mijn vertrouwde gebied, dat na deze tocht inmiddels een flink stuk uitgebreid was. Daarom maakte ik de fietstocht niet veel later nog een keer. In de regen. (Overigens maar voor de helft). Zal ik er een zomerse traditie van maken?