Vervolgverhaal - Het hart kent zijn eigen bitterheid - Els van Wageningen (49)

De spanning die dit met zich meebracht was overal voelbaar en zeker ook bij hen thuis. Annie slikte het éne hoofdpijntablet na het andere. Pieter was meer thuis dan op zijn kantoor, om haar zoveel mogelijk te ondersteunen. Annet was nerveuzer dan ooit tevoren en Geertje probeerde het gezin waar zij maar kon zo goed mogelijk te helpen. Het gerucht ging in Den Haag dat de Duitse militaire attaché langs was geweest om te informeren wat die bijzondere maatregelen toch wel te betekenen hadden. Er was geen sprake van een Duitse inval. Zou de Führer zijn gegeven woord niet eerbiedigen dat hij de Nederlandse neutraliteit erkende? Al die maatregelen waren beslist overbodig en er sprak alleen maar wantrouwen uit tegenover Duitsland.

In haar bed lag Geertje te woelen. Haar slaapkamerraam stond wagenwijd open voor de frisse lucht, maar toch kon ze de slaap maar niet vatten. Ze had al van alles geprobeerd, van sokken tot een beker warme melk met honing. Zelfs het tellen van schaapjes bleek niet te helpen, ze was nog steeds klaarwakker. Ze stond net op het punt om, voor de zoveelste keer inmiddels, uit bed te gaan. Wellicht kon ze dan in huis wat rommelen, want van al dat heen en weer gedraai schoot een mens ook niets op. Het duurde even voordat de pantoffels aan haar voeten zaten. ‘Waar is mijn ochtendjas nu ook weer?’ Oh ja, daar zag ze ‘m al, hij hing over de stoel bij haar kaptafel. Terwijl ze de ceintuur om haar middel dichtknoopte, liep ze naar het openstaande raam en keek naar buiten. De zwoele meilucht drong haar neusgaten binnen en ze ademende eens diep in. Een moment sloot ze haar ogen en toen opende ze die weer. Alles rondom haar was in diepe rust. ‘Zou ik nu werkelijk de enige zijn die nog wakker is of ál wakker is?’ mompelde ze in zichzelf. De torenklok had zojuist vier uur, of was het nu vijf uur, geslagen. ‘Misschien kan ik in de middag nog wat slaap inhalen.’ Geertje slofte terug naar haar nachtkastje om op de wekker te kijken. Een vreemd geluid deed haar echter omkeren en ze keek weer naar buiten. Ze sloeg van schrik een hand voor haar mond en een kreet ontsnapte uit haar keel. Het begon al wat lichter te worden en ze zag zwarte vogels aan komen vliegen. Vogels? Het waren vliegtuigen en daaruit verschenen zwarte stippen die naar beneden kwamen vallen. Geertje wist genoeg, dat waren parachutisten en beslist niet van hun eigen leger. Hadden die overigens wel vliegtuigen?
Gefascineerd bleef Geertje naar buiten staan kijken; dit waren Duitsers en ze wist wat dat betekende, Nederland was niet langer een vrij land. Niet veel later rinkelde de telefoon. Met moeite kon Geertje zich losrukken van wat er buiten gebeurde, ze wist vrijwel zeker dat dit niet de kruidenier was die vroeg of ze nog een bestelling wilde plaatsen. Ze nam dan ook op zonder haar naam te noemen. ‘Goedemorgen jongen, nu ja, zo’n goede morgen zal het zeker niet worden. Ik heb het al gezienje hoeft me niets meer te vertellen. De Duitsers zijn er.’ 

Direct na de capitulatie werd Seyss Inquart door Hitler als rijkscommissaris benoemd. Deze man had zijn Oostenrijkse vaderland aan Hitler uitgeleverd. Nederland kon gewaarschuwd zijn. Bij het aanvaarden van zijn ambt in de Ridderzaal, sprak hij zulke vriendelijke woorden, dat veel mensen meenden dat alles nog wel mee zou vallen. Want stond er niet in de krant: ‘Wij komen niet om een volkskarakter in het nauw te brengen en te vernielen, en om een land de vrijheid te ontnemen. Wij willen dit land en zijn bevolking noch imperialistisch in het nauw drijven, noch onze politieke overtuiging bijbrengen.’ Geertje sloeg de krant met een nijdig gebaar dicht toen ze dit las. ‘Die man moet je geloven? Een man, een man, een woord, een woord? We hebben de afgelopen dagen wel gezien wat daarvan terecht is gekomen, de binnenstad van Rotterdam verwoest, ons land onder de voet gelopen, de neutraliteit geschonden, dat belooft niet veel goeds voor de toekomst.’
De pers en de radio stonden voortaan in dienst van Duitsland. Van de Duitsers niets dan goeds en van de geallieerden niets dan kwaads.
De ‘emigrantenregering,’ zoals de Nederlandse regering in Londen werd genoemd, bleek, volgens de propaganda, het ‘arme volk’ te hebben bedrogen.

Ongeveer zeven weken na de Duitse bezetting, drong de realiteit van de overheersing en onderdrukking door tot de Nederlandse bevolking. Dat besef drong in heviger mate door na de gebeurtenissen aan het eind van de maand juni; 29 juni vierde men de verjaardag van prins Bernhard. In Den Haag waren, als daad van stil verzet, al een paar dagen voor 29 juni bloemen gelegd bij het beeld van Willem de Zwijger voor Paleis Noordeinde. In eerste instantie werden de bloemen door de politie het paleis binnengebracht, maar burgemeester De Monchy gaf opdracht om ze weer naar buiten te brengen. Toen brak de 29e juni aan. De hofmaarschalk legde, zoals ieder jaar gebruikelijk was bij de verjaardagen van leden van het Koninklijk Huis, de felicitatieregisters klaar in de hal, zodat ze getekend konden worden door de bevolking. Toen bekend werd dat er gelegenheid was om te tekenen, trokken steeds meer mensen naar het paleis om hun handtekening te zetten. Een van de eersten was de burgemeester. Ook Geertje ging haar handtekening zetten. Ze genoot van de wandeling door de binnenstad, maar wat was het warm en dat al zo vroeg in de ochtend. Dat beloofde wat voor de rest van de dag. Er stond een matig windje dat je amper voelde en er was geen wolkje aan de blauwe hemel te zien.