Afbeelding
Foto:

Column: Hamsterleven

Mees heeft een piepend looprad, dat we vanwege de geluidsoverlast regelmatig plat op de bodem van zijn kooi leggen. Hiermee scoren we uiteraard geen punten bij hem. Misschien heeft hij daarom dat klim-en-valspelletje verzonnen. “Kun je niks aan dat gepiep van die molen doen?”, vraag ik op een avond aan BJ. Mijn man, die weinig met hamsters op heeft, haalt ietwat onwillig een spuitbusje uit de garage, waarmee hij de onderdelen van het molentje inspuit. Nu kan Mees blijven rennen en is onze nachtrust gegarandeerd.

De volgende morgen, als Daniël de hamster eten gaat geven, hoor ik een schreeuw. “Mam! Mees is weg!” Inderdaad. Het deurtje van het hok staat open en Mees is in geen velden of wegen te bekennen. Mijn schuld, denk ik meteen. Ik heb gisteravond per ongeluk het deurtje open laten staan. “Ga maar gauw zoeken”, zeg ik tegen Daniël, terwijl ik zelf de broodtrommels vul. Mijn zoon kruipt onder het bed, waar helaas alleen een boek, een paar haarelastieken en een mascararoller liggen. Het is al bijna tijd om naar school te gaan en ik vrees dat ik straks zelf op mijn knieën door de kamer mag gaan kruipen. Wat nog eens terecht zou zijn ook.

Dan hoor ik een opgetogen kreet: “Hier zit hij, mama!” En jawel: onder het nachtkastje, in het achterste hoekje zit Mees. Hij heeft een heerlijke hangplek gemaakt van een verdwaalde sok, aangevuld met tissues en de nodige stofpluizen. BJ, die net naar boven gaat om zijn tanden te poetsen, zet zijn hamsteraversie even overboord en sluit de reddingsactie succesvol af door het beest weer in zijn hok te zetten. Ik zucht opgelucht. Case closed. “Wees maar blij dat de kat hier niet was”, zeg ik tegen Mees. “Dan was het snel klaar geweest met je negen levens.” Mees keurt me geen blik waardig. Hij springt in zijn looprad om verder te gaan met zijn ongecompliceerde hamsterleven. Ik ga stofzuigen. En nu maar hopen dat hij niet weer ontsnapt.