Vervolgverhaal - Het hart kent zijn eigen bitterheid - Els van Wageningen (45)

‘Och oma, zegt u dit nu niet,’ lachte Jetty, ‘hij is al zo verwaand en straks wordt het alleen nog maar erger en dan gaat hij naast zijn schoenen lopen.’
De blik die Jan haar toewierp, had weinig met broederliefde te maken.

Voorzichtig sloeg Jetty het album van Harriat open en zelfs Jan keek een ogenblik van zijn vertaling op. Met ingehouden adem las zij het eerste versje. Het was een gedicht geschreven door de vader van Harriat. 

‘Dirksland, november 1880.’
‘Dat is al oud oma, bijna 50 jaar geleden heeft uw vader dit geschreven. Oh, en kijk eens, hier een gedicht van uw moeder. Dat is mooi!’ en Jetty las voor:

Geduld
Een stille groote deugd, die engelen u benijden.
De vrucht van ‘t rijk geloof, een sieraad van den geest.
Een reine lelie in de doornenkroon van ‘t lijden
‘t Geheimnisvolle kruid, dat ied’re wond geneest!
Een stille psalm der ziel beproefd en trouw bevonden
‘t Welluidenste gebed in ‘t Vaderhuis
als Magdalena’s liefde, een losprijs veler zonden.
Een glans om ‘t christelijk hoofd, als blonk om Jezus kruis.

‘Wat is uw moeder eigenlijk van mij?' vroeg Jetty, ‘ook een soort oma?'
‘Dat klopt, zij is je overgrootmoeder.'
‘Wat een mooi handschrift heeft zij en dat gedicht, zou ze dat zelf hebben geschreven?' Harriat schudde haar hoofd. ‘Nee hoor, mijn moeder heeft dit ook weer van iemand overgenomen, van een dichter nog wel. Mijn ouders hielden van gedichten en thuis hadden we een aantal bundels van P.A. de Génestet staan. Als ik mij niet vergis, hebben mijn zussen Caroline en Davina ook een gedicht van hem in mijn album geschreven.’
Jetty kwam ze even later tegen. ‘Ja hoor oma, dat klopt, ze hebben er onder geschreven dat het van de Génestet is. Wat een lange gedichten overigens, drie bladzijden is wel erg lang.’
‘Het zijn ook mooie gedichten van hem. Helaas is de Génestet niet zo oud geworden, ik geloof een jaar of dertig, toen is hij aan tuberculose overleden, maar de gedichten zijn gelukkig bewaard gebleven. Alleen de eerste regel van ‘Geduld’ heb ik nooit begrepen en niemand heeft mij ooit kunnen uitleggen wat hij daar nu precies mee heeft bedoeld.’ Jetty keek Harriat vragend aan en zij ging verder. ‘Als je de eerste regel leest: ‘Geduld is een stille grote deugd waar engelen jaloers op zijn’ zou je dus zeggen dat engelen jaloers op ons mensen zijn, als wij geduldig zijn. Dat begrijp ik niet. Engelen zijn volmaakte wezens die in de hemel bij God en de Heere Jezus wonen. Ik zou eerder het omgekeerde denken: wij, mensenkinderen die jaloers op de engelen zijn. Maar misschien moet je hiervoor wel een predikant zijn om dit zo te schrijven. Overigens de Génestet heeft niet alleen serieuze gedichten geschreven, hoor. Humorvolle gedichten zijn ook van zijn hand verschenen en dat wil toch wat zeggen voor een dominee. Ik heb ook een aantal bundels van hem in de boekenkast staan, dus als je wat van hem wilt lezen, dan vraag je het maar.’
‘Oma,’ riep Jetty halverwege het lezen. ‘Wie is A. van de Vliet Mz.?’ Harriat keek haar kleindochter een beetje verlegen aan. Voordat zij die vraag kon beantwoorden zei Jetty, terwijl ze haar grootmoeder aandachtig opnam. ‘Oma, u krijgt rode blosjes op uw wangen. Was hij een vriendje van u?’ Zelfs Jan legde nu zijn pen en schrift opzij.
‘Vriendje, vriendje, dat is wel een heel groot woord, maar Adriaan was mijn buurjongen, hij woonde aan de Voorstraat nummer 11 en wij op nummer 13.’
‘Maar u vond hem wel aardig?’ drong Jetty aan en Jan zuchtte eens diep.
‘Natuurlijk vond oma hem aardig; je laat toch geen mensen in je album schrijven die je niet aardig vindt? Dom wicht dat je er bent.’ Meisjes konden toch zo ontzettend onnozel uit de hoek komen!
‘Oma heeft u pen en papier voor mij, het gedichtje van Adriaan vind ik zo leuk, dat wil ik graag in de het album van Tineke schrijven.’
Terwijl Jan zich weer over zijn vertaling boog, hoopte hij dat opa snel terug zou komen, want dat gedoe over versjes en wie ze had geschreven begon hem danig te vervelen.
Harriat en Jetty kletsten samen genoeglijk door.
‘Wat is er van Adriaan geworden?’
‘Dat weet ik eigenlijk niet meer zo goed. Hij is later getrouwd en uit Dirksland vertrokken. Als ik mij niet vergis, is hij verhuisd naar Zeeuwsch-Vlaanderen.’
Over elke persoon die in haar album had geschreven, wist Harriat wel het een en ander te vertellen. 'Mevrouw Hooft Graafland? Dat was één van mijn leraressen op kostschool; ik heb dierbare herinneringen aan haar.’ Door het horen van al die namen was Harriat weer even terug in het verleden. Wat was dat lang geleden, al haar klasgenootjes uit de tijd van ‘Huize Erica’ in Baarn, maar ook haar vriendinnen Kommertje Zaaijer, Jo Jungius en Wilhelmina Beck. Kommertje, die eerst haar beste vriendin was en later ook nog haar schoonzus werd. ‘Ja, zij is getrouwd met Gerard Rinkel, een broer van opa.'