Vervolgverhaal - Het hart kent zijn eigen bitterheid - Els van Wageningen (44)

‘Verhuizen? Mag ik vragen waar naartoe?’ Harriat voelde een rode blos van opwinding opkomen. Buurman Van der Vaart, die om een praatje verlegen zat, ging uitgebreid op deze vraag in.
‘Zoals u wellicht weet, komt mijn echtgenote oorspronkelijk uit Gelderland en haar geboortestreek blijft maar trekken, u weet wel hoe dat gaat.’ Dat wist Harriat niet, want geen moment verlangde zij naar Goeree-Overflakkee en op haar leeftijd zou het ook wel niet meer gebeuren dat ze terug naar het eiland zou gaan.
‘Onze kinderen hebben zich in het midden van het land gevestigd en mijn vrouw wilde graag terug, dus toen hebben we een tijdje geleden de knoop doorgehakt. We hebben een leuke woning gevonden en binnenkort staat de verhuiswagen voor.’ De gedachtegang van Harriat maakte grote sprongen, dit was toch wat je noemt een uitgelezen kans?
‘Weet u of uw verdieping inmiddels al is verhuurd? Ik wil graag weten wie mijn nieuwe bovenburen zullen worden.’ Buurman Van der Vaart schudde zijn hoofd terwijl hij aan zijn snor friemelde. ‘Geen idee mevrouw Rinkel, wij hebben de huur opgezegd per 1 juli aanstaande.’
‘Nu, we zullen maar afwachten, Van der Vaart, wilt u mijn hartelijke groeten overbrengen aan uw echtgenote en haar veel sterkte wensen? Ikzelf ben ook een aantal keren verhuisd en ik weet maar al te goed wat voor drukte en gedoe dit met zich meebrengt, zeker voor een vrouw.’
Reken maar dat ik vanmiddag een wandeling ga maken en ik weet meteen ook waar naartoe, dacht Harriat en met een tevreden trek op haar gezicht ging ze naar boven.

‘Dus alles is al in kannen en kruiken, als ik het goed begrijp?’ Verbaasd keek Carina haar moeder aan. De kinderen lagen op bed en Harriat en Jacob zaten samen met haar aan de koffie.
‘Laat ik het zo zeggen, ik ben vanmiddag langs de huisbaas gegaan om te informeren of deze de bovenetage al had verhuurd. De heer en mevrouw Van der Vaart hebben de huur opgezegd per 1 juli aanstaande. De huisbaas had nog geen nieuwe huurders gevonden, dus heb ik meteen aangegeven dat wij interesse hadden. Ik heb hem jouw situatie uitgelegd en hij heeft ons de eerste optie gegeven. Ik zie alleen maar voordelen als je hierboven komt wonen.’
‘Ik ook,’ vulde Jacob aan, ‘We blijven bij elkaar, je moeder en ik worden ook een dagje ouder en dan kun jij mooi een oogje in het zeil houden en waar nodig de helpende hand toesteken.’
‘Andersom,’ ging Harriat verder, ‘hebben wij de kleinkinderen in de buurt, dus als je eens een oppas nodig hebt, zijn wij er zo. Vooral in de winter is dit wel zo makkelijk.’
‘Maar de huur, kan ik dit wel betalen?’ vroeg Carina zich af. ‘Ik heb geen zin om aan de bedelstaf te raken.’
‘Daar zou ik mij maar niet al te druk over maken; je hebt 300 gulden geëist van Dik en dat lijkt mij een redelijk bedrag om van rond te komen en het is ruim voldoende voor de maandelijkse huur die je moeder bedongen heeft. Geen enkele rechter zal dit bedrag verlagen,’ zo redeneerde Jacob. Hij kreeg gelijk. Nog geen twee weken later werd het vonnis bezorgd, de echtscheiding tussen Carina en Dik uitgesproken en Carina kreeg 300 gulden per maand voor haar en de kinderen om in hun levensonderhoud te voorzien.

HOOFDSTUK 17

Amsterdam, februari 1930

Jetty had een probleem, een groot probleem en dat was een gedichtje te vinden voor Tineke, haar vriendin en klasgenootje. ‘Wil jij ook een versje in mijn poesiealbum schrijven?' had Tineke aan haar gevraagd en Jetty kon niet weigeren. Sinds gisteren had zij het album met fluwelen omslag in haar bezit. Jetty had al een mooi gedichtje gevonden in haar eigen album, maar helaas, toen zij het album van Tineke bekeek, bleek dat dit er al in was geschreven door een tante. Jetty had nog een ander gedichtje op het oog, maar dat stond er ook al in. Jetty vroeg aan Miep of zij haar album door mocht kijken, misschien stond daar wel iets geschikts in. Ook dit liep op niets uit. Jetty wilde iets speciaals voor Tineke, want zij was toch haar beste vriendin.
‘Wat maakt een versje nu uit,' reageerde Jan, toen Jetty en hij bij Harriat aan de thee zaten. Jan zat gebogen over een vertaling uit het Duits en wachtte in de tussentijd op Jacob die deze taal goed beheerste en hem hiermee zou helpen.
‘Dat maakt heel veel uit,' protesteerde Jetty, ‘Tineke is mijn beste vriendin en ik wil graag een speciaal gedichtje voor haar dat nog niemand in zijn album heeft.' Nogmaals keek Jan zijn jongere zus misprijzend aan, dat was nu echt weer iets voor meisjes. Zoveel moeite doen om een of ander dom gedichtje te vinden voor een poesiealbum. Harriat antwoordde toen zij de trommel met biscuitjes opende en Jan deze onder zijn neus duwde. ‘Misschien kan ik je wel helpen. Ik heb ook een poesiealbum en wie weet zit er wel iets van je gading bij.’
‘U ook een poesiealbum?’ De verbazing in de stem van Jetty was duidelijk te horen en Harriat schoot in de lach.
‘Wat dacht jij dan? Dat poesiealbums iets van de moderne tijd waren? Welnee, die bestaan al zo lang. Ik drink eerst mijn thee op en dan zal ik het tevoorschijn halen. Ik vraag mij alleen af of ik het nu in de boekenkast heb staan of dat het in mijn nachtkastje ligt. Drink jij nu ook eerst je thee, Jan, koud is het niet zo lekker, behalve als je een knappe jongen wilt worden. Aangezien jij al knap genoeg van jezelf bent, is koud drinken beslist niet nodig.’