Krantenwijk

Ik zou graag schrijven dat we vol goede moed op pad gingen, maar dat is bezijden de waarheid. De regen kwam namelijk met bakken uit de lucht en de weersvoorspelling gaf voor de hele middag 100% kans op neerslag op. “Niet lachen”, appte ik naar BJ. Dat deed hij natuurlijk wel. Ik hees de jongens in plastic regencapes en besloot de auto te nemen in plaats van de fiets. De krantenwijk was immers helemaal aan de andere kant van het dorp. Veel maakte het overigens niet uit, want nat zouden we toch wel worden.

Aan het begin van elke straat stapten we uit en trotseerden we, gewapend met een stapeltje kranten, de regen, die gestaag uit de grijze lucht bleef vallen. Het grappige was wel dat ik als puber in precies dezelfde wijk kranten heb bezorgd, alleen dan geen Eilanden-Nieuws, maar de Zierikzeesche Nieuwsbode, die destijds wekelijks op woensdag verscheen. Ik wist alle brievenbussen nog feilloos te zitten. Over die brievenbussen hadden mijn zoons terug in de auto trouwens voldoende te klagen: ‘Mam, sommige huizen hebben een brievenbus met twee kleppen, die je bijna niet open krijgt. En andere hebben er één met zo’n harde borstel, waardoor de krant helemaal verfrommeld raakt.’ Ze hadden inderdaad een punt. De vochtigheidsgraad van het papier maakte het er bovendien niet veel beter op.

Verbeten worstelden we ons door de straten, terwijl het water in straaltjes van onze regenkleding liep en de moed ons bij tijden in onze doorweekte sneakers zakte. Eindelijk was de laatste krant bezorgd en konden we huiswaarts keren. Het zat erop. Had ik er echt in toegestemd om vier keer als krantenbezorger op pad te gaan, vroeg ik me af toen ik mijn haar droog stond te föhnen? Als het aan mijn zoons lag niet. Die zaten gedoucht en wel in hun pyjama bij te komen op de bank. “Je moet maar zo denken dat je het ergste nu al hebt gehad”, zei ik tegen Arian. “Het gebeurt niet vaak dat het de hele middag zo hard regent.” Arian knikte bedenkelijk, maar besloot om de volgende keer toch maar weer mee te gaan. Het zakcentje woog kennelijk zwaarder dan het weer.

Gelukkig was het vorige week vrijdag prachtig weer en bezorgden we op de fiets de vrijdageditie bij de 47 abonnees die in de wijk wonen. Een fluitje van een cent, zou je zeggen, ware het niet dat Arian op een gegeven moment bezorgd achteromkeek naar zijn achterband, die met de seconde platter werd. ‘Die is lek’, concludeerde hij. Dat kon ik alleen maar beamen. Er zat niets anders op dan de hele wijk lopend te doorkruisen en na het werk de twee kilometer naar huis te wandelen met onze fietsen aan de hand.

“Nog één week te gaan”, mopperde ik ‘s avonds tegen BJ. “Wat zal het volgende week zijn? Een orkaan?” Maar ik had me voor niets zorgen gemaakt. Afgelopen dinsdag bezorgden we de kranten in de stralende zonneschijn en was er geen vuiltje aan de lucht. Als u deze krant in handen heeft, zit mijn vakantiewerk erop en hebben mijn zoons hun zakcentje verdiend. Petje af voor al die jongens en meiden die twee keer per week door weer en wind op pad gaan voor Eilanden-Nieuws. Ik houd het toch maar bij schrijven.