De Prins Mauritsschool in de jaren dat de kwestie rond de stichting van een reformatorische school leefde. De school stond toen aan de Irenelaan.
De Prins Mauritsschool in de jaren dat de kwestie rond de stichting van een reformatorische school leefde. De school stond toen aan de Irenelaan. Foto:

Dirkslandse schoolstrijd leidde tot ‘een strikte scheiding der geesten’

Wie eind jaren tachtig van de vorige eeuw een school wilde stichten, moest aannemelijk kunnen maken dat er minimaal tachtig leerlingen in de schoolbanken zouden gaan plaatsnemen. Een andere voorwaarde was dat tenminste dertig leerlingen jonger zouden zijn dan 7 jaar. De Vereniging voor Christelijk Basisonderwijs op Reformatorische Grondslag dacht, op grond van verklaringen van ouders, van start te kunnen gaan met 89 leerlingen, van wie er 45 nog 7 moesten worden. Vier groepen zouden volstaan bij die prognose, maar naar verwachting zou de nieuwe school al binnen drie jaar kunnen doorgroeien naar vijf groepen.

Diepe teleurstelling

Dat zag er allemaal mooi uit voor de vereniging. De initiatiefnemers moesten echter ook nog goedkeuring ontvangen van de gemeente Dirksland. Een verzoek om een reformatorische school op te nemen in het gemeentelijk plan van scholen, leidde tot een flinke discussie in het college van Burgemeester en Wethouders.
CDA-wethouder Grootenboer sprak zijn diepe teleurstelling uit over het mogelijke einde van negentig jaar vruchtbare samenwerking op onderwijsgebied. Desondanks, zo meldt het Eilanden-Nieuws van 26 september 1989, kon hij in eerste instantie niet anders dan het verzoek van de vereniging honoreren. Evenals zijn SGP-collega.

Andere richting

Burgemeester Oversier dacht er anders over. Volgens de collegevoorzitter was de grootste zorgvuldigheid nodig nu het onderwijs – vooral kleine scholen – onder zware druk staan. De burgemeester beriep zich op artikel 57 van de wet op het basisonderwijs. Daarin staat dat honorering van een verzoek tot schoolstichting alleen mogelijk is als die nieuwe school van een andere richting is dan de bestaande bijzondere school.
Van een andere richting was in de optiek van Oversier geen sprake, omdat de grondslag van beide scholen niet van elkaar verschilde: Gods Woord en de Drie Formulieren van Enigheid. Daar kwam nog wat bij: “Het is duidelijk geworden”, verwoordt het Eilanden-Nieuws de mening van de burgemeester, “dat de nieuwe onderwijsvereniging in de dagelijkse schoolpraktijk de opvattingen gemanifesteerd wil zien die leven in de Gereformeerde Gemeente. Omdat de meerderheid van het bestuur van de huidige school met de Bijbel bestaat uit leden van de Gereformeerde Gemeente kunnen – zo meent de voorzitter – ook op deze huidige school regels worden gesteld die voldoen aan de binnen de Gereformeerde Gemeente levende opvattingen.”

Naargeestige sfeer

Vlak voordat de krant naar de drukker ging, voegde het Eilanden-Nieuws nog een kort bericht in over het gewijzigde standpunt van wethouder Grootenboer en de rest van de CDA-fractie. Zij kozen er bij nader inzien voor de aanvraag van de reformatorische schoolvereniging toch af te wijzen.
Het voorlopig laatste woord was echter aan de gemeenteraad, die kort daarna bijeenkwam. De publieke tribune zat “barstensvol”, aldus het Eilanden-Nieuws van 29 september 1989. De redacteur van dienst repte van een “naargeestige sfeer” en een “strikte scheiding van geesten”.

Op de SGP-fractie na schaarde politiek Dirksland zich achter het standpunt van Oversier, waarmee de gemeenteraad de aanvraag van de Vereniging voor Christelijk Basisonderwijs op Reformatorische Grondslag verwierp: vier stemmen voor, negen tegen. In vrijwel alle commentaren klonk de zorg door over scheiding in de dorpse gemeenschap. “Er zijn alleen maar verliezers”, citeerde het Eilanden-Nieuws VVD’er Van Nieuwenhuijzen. “De enige die vanavond lacht is de antichrist, de vorst der duisternis. Hier is verwarring en scheiding gesticht onder Gods Volk, dat is een ernstige zaak.”
Volgens de SGP verbood de wet het oprichten van een school echter niet. De vereniging vond dat ook en besloot bij de provincie beroep aan te tekenen tegen het besluit van de gemeenteraad.

Nieuwe aanvraag

In afwachting van de uitspraak van de provincie, diende de vereniging een nieuwe aanvraag voor een reformatorische basisschool in bij de gemeente. Het streven was om in augustus 1991 de schooldeuren voor het eerst te openen. De tweede aanvraag verschilde van de eerste door de geografische herkomst van het leerlingenpotentieel. In de eerste aanvraag was de vereniging uitgegaan van Dirkslandse kinderen, nu zag men mogelijkheden om ook uit andere plaatsen op Goeree-Overflakkee leerlingen naar de nieuwe school te trekken.
Maar ook een reformatorische basisschool met een streekfunctie kon niet op goedkeuring van de gemeenteraad rekenen. De raad verwierp de aanvraag op 23 augustus 1990 met elf tegen twee stemmen. De SGP-fractie stemde verdeeld: twee voor en twee tegen. De voorgenomen splitsing van de school leidde, met andere woorden, ook tot een splitsing in de gemeenteraad.

Historische verandering

En niet alleen in de SGP, maar – eerder dat jaar – ook in het blok dat SGP en CDA al vele jaren vormde als het ging om het besturen van de gemeente Dirksland. 41 jaar, om precies te zijn. Na de gemeenteraadsverkiezingen van 1990 kwam er een eind aan de samenwerking. Een historische verandering.

Het CDA en de PvdA vormden een coalitie – met CDA’er Schouten en PvdA’er Eshuis als wethouders – en de SGP belandde in de oppositiebankjes. “De onduidelijke houding van de SGP heeft volgens de heer Schouten zoveel irritaties en frustraties gewekt in de achterban dat het voor het CDA een zeer aangelegen punt is geworden”, schreef het Eilanden-Nieuws op 2 mei 1990. “De nieuwe aanvraag heeft de spanning nog vergroot.”

Raad van State

Na een hoorzitting op 3 oktober 1991 bepaalde de provinciale beroepingscommissie op 15 januari 1992 dat de besluiten van de gemeenteraad in 1989 en 1990 terecht waren. De vereniging zocht het nog hogerop en ging in beroep tegen deze uitspraak bij de Raad van State.
Die verwierp dit beroep echter, zo meldde het Eilanden-Nieuws van 9 augustus 1994. De Raad concludeerde dat de beoogde school niet van een andere richting was dan de bestaande protestants-christelijke Prins Mauritsschool, die de identiteit ontleende aan dezelfde grondslag en het gebruik van de Statenvertaling en de Psalmberijming van 1773. Ook liet de Raad van State meewegen dat het merendeel van de Prins Maurits-leerlingen én het schoolbestuur afkomstig was uit de Gereformeerde Gemeente.

Derde poging

Toch kwam er nog een derde poging. Dit keer, in 1992, verzocht de Vereniging voor Christelijk Basisonderwijs op Reformatorische Grondslag om opname in het plan van scholen voor de jaren 1993/1994 tot en met 1995/1996. De vereniging verwachtte door een aanpassing van de statuten meer succes te hebben, maar de gemeenteraad wees het verzoek wederom af.
Toch had de vereniging even hoop om in 1996 met reformatorisch basisonderwijs in Dirksland te kunnen starten. Het beroep tegen de uitspraak van de gemeenteraad leidde deze keer namelijk tot een andere uitspraak: Gedeputeerde Staten stelden de vereniging in het gelijk. De statutenwijziging – er was geen sprake meer van een protestants-christelijke school, maar een reformatorische school uitgaande van de Gereformeerde Gemeente – was voor de provincie de doorslaggevende factor.

Einde schoolstrijd

De hoop die de vereniging uit het gegrond verklaarde beroep kon putten, was echter van korte duur. Tegen het besluit van de provincie gingen de gemeente Dirksland en de Prins Mauritsschool op hun beurt in beroep bij de Raad van State. En die vernietigde dat besluit op 23 januari 1998. 

Dat betekende het einde van de bijna tien jaar durende Dirkslandse schoolstrijd. En daarom zijn er nu geen drie maar twee basisscholen in het dorp.