Gaat in uw binnenkamer

Deze tekst begint met: Maar gij. Daar zit een tegenstelling in. Jezus verfoeit het bidden van de geveinsden. Dat is geen bidden. We hebben dat vorige week gezien, Van de Zijnen vraagt Hij een ander bidden. Niet voor het aangezicht van de mensen, maar voor het aangezicht van God, onder vier ogen met Hem.
Jezus heeft het hier over het persoonlijk gebed. De woorden van vs.6 zijn in het enkelvoud gesproken. We zouden dit woord ook zo mogen lezen: maar gij alleen, wanneer gij alleen bidt, gaat alleen in uw binnenkamer. Voor alle duidelijkheid: Dit persoonlijk gebed sluit het gemeenschappelijk gebed uiteraard niet uit. Wat kan er een zegen uitgaan van het eendrachtig bidden. Lees er het boek Handelingen maar op na. Maar naast het gebed aan tafel, het gebed als gemeente in Gods huis, hebben we ook het persoonlijk gebed nodig.

De binnenkamer, wat is dat? Mogelijk denkt Jezus hier aan de provisiekamer in de Oosterse huizen. Het enige vertrek in huis dat kan worden afgesloten en dat geen venster naar buiten had, zodat de warmte zoveel mogelijk werd teruggedrongen. U begrijpt dat in ons leven de binnenkamer elke rustige plaats kan zijn. Jezus bedoelt dat we van tijd tot tijd de eenzaamheid zoeken, waar die dan ook is. Dat zal voor de een de slaapkamer zijn, voor een ander de zolder, en voor een derde... Izak ging het veld in om te bidden. Daniël had zijn opperzaal en Jezus Zelf zocht in de nacht het gebergte op.

Weet u, als we een levende omgang met de Heere mogen kennen, kunnen we niet meer zonder de binnenkamer. Ik hoop dat u daar van harte ja op zegt. Want dat is een teken van Leven. Leven uit de Heilige Geest. Het geloof heeft de geestelijke ademhaling die het gebed wil zijn, nodig. Om de zonden en de zorgen uit te ademen. En om Gods genade en het geloofsvertrouwen in te ademen. In de binnenkamer is er het gesprek met God. Is er de worsteling om het houvast aan Zijn beloften te vinden. Is er het gevecht om Zijn weg te mogen gaan en niet de eigen weg. In de binnenkamer mag ik mijn nood voor Hem uitstorten. Ik mag Hem ook vinden wanneer het wonder van de vergeving opengaat. In de binnenkamer wordt de klacht gehoord, maar ook de aanbidding. Het leven met God in al zijn gestalten, zoals we dat in de psalmen aantreffen, de binnenkamer van het Oude Testament. Gods verborgen omgang vinden immers zielen waar Zijn vrees in woont! In de binnenkamer worden we ook toegerust om dienst te doen in het Koninkrijk der hemelen. Want de binnenkamer ontslaat ons nooit van onze roeping in het leven van elke dag. Wie veel in de binnenkamer verkeert, zal ook daarbuiten een levend lidmaat van Christus zijn. Het één mag niet ten koste van het ander gaan. De omgang met God mag zich nooit beperken tot de binnenkamer, maar omvat het hele leven, geen vierkante centimeter uitgezonderd. Als ik het geheim van de binnenkamer ken, zal mijn omgeving dat kunnen merken.

Nu zegt Jezus er nog iets bij: uw deur gesloten hebbende. Dat onderstreept de afzondering. Het gaat er om dat wij stil worden voor God. Kennen wij dat nog? Die stilte die een gevulde stilte is, in de omgang met de Heere? Waarin de stemmen van deze wereld verstommen en alleen Zijn stem overblijft? Bidden is dikwijls haastwerk ge worden. Even…! Wat kun je daar mee tobben, juist als we de zegen van de binnenkamer hebben Ieren kennen. Wie krijgt de deur dicht als God hem Zelf niet sluit? We nemen de jacht van het leven mee de binnenkamer in. En het contact met God krijgen we niet (meer). Het is in het verkeer met de Heere net als in het verkeer tussen mensen onderling. Om tot een gesprek te komen, zijn tijd en rust nodig. Een gesprek krijg je niet in het voorbijgaan. Bidden wordt pas spreken met God, als we onze deur hebben gesloten en we alleen zijn met Hem. Bij de Heere op het spreekuur, Die dag en nacht bereikbaar is, alle tijd voor ons heeft en altijd uitkomst weet.

Is dat niet de nood van velen van ons? Dat de deur niet dicht wil? Weet u wat u dan nodig hebt? Dat u juist des te meer de binnenkamer zoekt. Want daar blaast de Heilige Geest het gebedsleven nieuw leven in. Daar vuurt de Geest het geloof weer aan. Daar komt de hoop tot leven en gaat de liefde weer gloeien. Bidden wordt in de binnenkamer geleerd. Dan zult u ook merken dat de Heilige Geest het anders maakt. Zodat de opening er komt en de woorden uit uw hart komen. Nee, geen mooie woorden. Als de Geest ons bidden leert, is het nogal eens gedaan met de mooie gebeden. Dan wordt het een stamelen en een roepen. Erg? Welnee! Want de Heere houdt niet van mooie gebeden, maar van echte gebeden, die komen uit een hart dat voor Hem gebroken is.

Nu een heel persoonlijke vraag. En ik hoop dat u daar voor uzelf een heel persoonlijk antwoord op geeft. Hebben wij een binnenkamer? Als de muren van on huis eens konden spreken, zouden we dan horen van plaatsen waar God door ons wordt gezocht? Waar ouders worstelen om het behoud van hun gezin? Waar jongeren hun knieën buigen om de dag met God te beginnen en te beëindigen? Waar gewaakt en volhardt wordt in de gebeden? Stille tijd noemen de jongeren dat vandaag. Wat mooi gezegd. Want dat is het nu helemaal: mijn ziel is immers stil tot God.

Wie zonder de persoonlijke omgang met de Heere kan, mag zichzelf wel eens ernstig onderzoeken of er wel geestelijk leven is. Hoe kunnen wij Hem eenmaal ontmoeten als we Hem nu nooit in de binnenkamer ontmoeten. Wee degene voor wie de Heere een Vreemde is. Het kan ook zijn dat we achterop zijn geraakt. Er is een tijd geweest dat u dichtbij de Heere God leefde. Maar nu? Het is doods en dor geworden. Hoe komt dat? Bid u wel? Nee, ik vraag niet of u de handen vouwt en de ogen sluit. Ik neem aan van wel. Maar houdt u ook aan in het gebed? Worstelt u zich steeds weer naar de Heere toe? Of hebt u het eigenlijk maar opgegeven? Dan wil dit woord van Jezus een nieuwe injectie zijn: gaat in uw binnenkamer. Het is niet tevergeefs. Want uw Vader ziet in het verborgen, zegt Jezus. Is dat niet vertroostend? Hij weet van alle strijd en biddeloosheid. Ook al lijkt de hemel van koper. Hij kijkt er dwars doorheen. Wij kunnen Hem uit het oog verliezen, maar Hij de Zijnen niet. Al dat tobben van ons is Hem bekend. Daar mag u Hem op aanspreken. Hij zal u niet laten staan. Want Hij is het ook Die u in het openbaar vergelden zal. De geveinsden ontvingen hun loon van de mensen. Maar de levende Kerk ontvangt het loon van God, genadeloon dat Hij vergelden zal. Nu al en straks op de jongste dag.
Wie twijfelt aan de kracht van het gebed? Gaat in uw binnenkamer en u zult het ervaren dat de Heere de Hoorder van het gebed is. Omwille van Hem, Die Zelf Zijn leven lang de binnenkamer heeft gezocht, Christus Jezus. Hij is het Die de hemel heeft opengebeden. Die ook voor de zonden in het gebed Zijn bloed gegeven heeft. Maar Die tegelijk de biddende Hogepriester is, Die het gebed van Zijn Kerk draagt.

Waar ons oog voor Hem geopend wordt, gaat bidden over in aanbidden. Daar daalt in de binnenkamer een stukje hemel op aarde neer. Zodat we met ons hele hart belijden: "Van U is het koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid, amen".

Deze overdenking stond eerder in Eilanden-Nieuws van 25 september 1998.