Vervolgverhaal - Het hart kent zijn eigen bitterheid - Els van Wageningen (32)

Die vonden het allerminst jammer, want Davina was zo zenuwachtig, dat ze zich met alles wat de jurk betrof bemoeide en daar werden Caroline en Geertje op hun beurt ook weer nerveus van. Met een stukje stof, zij koos tenslotte voor een mosgroene kleur, vertrok Davina naar de binnenstad voor een hoed. Caroline besloot, voor alle zekerheid, toch ook maar eens een kijkje te nemen in de kast waar zij haar hoeden bewaarde. Want, zo redeneerde zij, als het nu al zo moeilijk was om een naaister te vinden die een jurk wilde maken, hoe zou het dan niet gesteld zijn met de hoedenmaaksters? Caroline schatte dat haar hoofdomtrek ongeveer hetzelfde was als die van Davina. Als Davina er niet in slaagde een geschikte hoed te kopen of te laten maken, dan kon ze altijd nog met een hoed van Caroline voor de dag komen. Bij een vrouw siert eenvoud de kroon en je moest bij deze gelegenheid ook niet boven de koningin willen uitsteken.

HOOFDSTUK 13

Met veel liefde werd de jurk voor Davina in elkaar gezet, Caroline en Geertje waren tevreden met het eindresultaat. Davina wist niet hoe ze hen beiden moest bedanken. Haar zussen wimpelden alle dankbetuigingen stellig af. ‘Daar zijn we toch zussen voor,’ besloot Geertje de discussie. ‘Ik zorg dat de jurk, gestreken en wel, de dag voor de doop bij je thuis wordt gebracht.’ Zij hadden overigens ook nog een verrassing voor Davina in petto. Er bleef nog voldoende stof over voor het maken van een stola. Je wist immers nooit wat voor weer het zou zijn in juni? Het zag er meteen ‘gekleed’ uit. De mond van Davina viel open toen Caroline de stola om haar schouders drapeerde. ‘Een omslagdoek,’ was het enige wat ze zei. Geertje grinnikte: ‘Dat is wel erg Flakkees wat je nu zegt, we zijn nu in de stad, dus het is een stola.’ Davina gaf geen antwoord, met een blij gezicht streelde ze de stof. Tenslotte zette ze haar hoed op die zij had gekocht en met een ‘deftig’ gezicht liet ze zich van alle kanten bewonderen. ‘Je bent een plaatje,’ was het commentaar van Geertje en Caroline was het daar helemaal mee eens.

Harriat en Jacob besloten op vrijdag naar de hofstad te komen. Het echtpaar was bang dat als ze een dag later zouden afreizen ze hopeloos verstrikt raakten in de menigte, want dat het druk werd was natuurlijk te voorzien. Hollands Spoor en met name het Stationsplein was het uitgangspunt. Vooral Harriat had geen behoefte om in een stampvolle trein te zitten en tussen het gedrang van mensen te komen met alle benodigde bagage. Van die gedachte alleen al kreeg zij het behoorlijk benauwd. Hollands Spoor was behoorlijk groot, maar Harriat zag het al voor zich. Zoveel treinen, uit alle delen van het land, die konden nooit allemaal tegelijk onder de overkapping staan. Dat betekende dus dat de treincoupés gedeeltelijk in de open lucht stonden en hoe moest je dan fatsoenlijk uitstappen als vrouw zijnde? Vanzelfsprekend bood het spoorwegpersoneel een helpende hand, daar ging Harriat wel van uit, maar stel je eens voor dat zij struikelde en misgreep? Het bezorgde haar nachtmerries en als je dit nu kon voorkomen door een dag eerder van huis te gaan, waarom dan niet? Nu konden ze ook rustig vanaf het Stationsplein een rijtuig naar de woning van Caroline en Jan nemen. Die zaterdag zou het ook daar een hectisch gebeuren zijn, al die mensen die te voet naar de binnenstad gingen of de trams bestormden. De terugreis naar ‘s-Hertogenbosch was ook zo afgesproken. Er werd besloten om op maandag terug naar huis te gaan. De grootste drukte was dan achter de rug.

Alle hotels en pensions in Den Haag deden goede zaken. Alles was tot de kleinste zolderkamer toe volgeboekt. Het was zelfs zo dat particulieren op donderdag en vrijdagavond werden gebeld met de vraag of men de nacht daar door kon brengen. Dit gebeurde ook bij Caroline en Jan, zij waren wel van goede wil, maar hadden geen plaats. ‘We hebben wel een logeerkamer, maar krijgen zelf gasten,’ Jan moest menigeen teleurstellen. ‘Ik wens u verder veel geluk met uw zoektocht.’

Die zaterdag was iedereen vroeg uit de veren. Jan had de avond tevoren de vlag met oranjewimpel al klaar gelegd. Geholpen door Jacob, werd deze aan de voorgevel van het huis bevestigd. Er stond een flinke bries en de nationale driekleur wapperde vrolijk. Bijna aan ieder huis hing de vlag uit. Het was een feestelijk gezicht en gaf de stad extra aanzien. Davina genoot van alles wat ze om zich heen zag. Vanwege de grote drukte hadden ze besloten om lopend naar de kerk te gaan. Het viel Davina wel op dat de route van het paleis naar de kerk minder uitbundig versierd was dan andere stadsdelen. Er was geen versiering in de vorm van witte bloemen of fris groen te zien. Ergens vond zij het wel jammer, op een feestelijke dag als deze kon er volgens Davina niet groot genoeg uitgepakt worden; hoe groter, hoe beter en mooier. Misschien had men dit wel bewust gedaan, omdat teveel versiering langs de route de aandacht van de mensen zou afleiden. Wie weet hoe lang het zou duren voordat er weer een Koninklijke doop plaats zou vinden. Davina woonde nu al meer dan tien jaar in Den Haag en toch kon de drukte haar soms benauwen, zoals nu het geval was. Er was zoveel belangstelling langs de route, dat ze het bijna griezelig vond. In het voorbijgaan hoorde ze opmerkingen dat sommige mensen wel meer dan 2,5 uur achter de hekken stonden om maar niets te hoeven missen. Ergens in deze menigte moesten ook Caroline, Geertje en Harriat zich bevinden.