Vervolgverhaal - Het hart kent zijn eigen bitterheid - Els van Wageningen (29)

Weer boven pakte Davina haar mantel van de kapstok en zette haar hoed op. Ze stak haar hoofd om de keukendeur en zei tegen Pleuntje. ‘Ik heb dringend behoefte aan een frisse neus en een lange wandeling, dus je ziet mij voorlopig niet terug, ik ga naar het park. Wie weet ga ik ook langs Wilhelmina, eens kijken of zij thuis is. Oh ja, Pleuntje, als de dominee nog eens langskomt dan ben ik er niet, je verzint maar iets. Dan is er nog iets, als ik het wel goedkeur dat hij weer eens op de thee komt, dan liever niet meer het servies van mijn grootouders gebruiken. Hij gaat er veel te ruw mee om, ik ben bang dat er iets breekt en het is niet te vervangen.’
Dominee zelf was tevreden met het bereikte resultaat. Hij had geen hoge dunk van deze vrouwen zoals mejuffrouw Werner. De dominee kon beter overweg met vrouwen uit de werkende klasse, die waren wat ontvankelijker voor zijn boodschap. Het probleem van deze tijd en met vrouwen zoals mejuffrouw Werner was dat ze geen doel in het leven hadden. Geen man, geen kinderen om voor te zorgen, dus overdag alle tijd om na te denken. En was ledigheid niet het oorkussen van de duivel? De dominee was er van overtuigd dat vrouwen niet waren gemaakt om zelfstandig te denken, dat moesten ze maar aan het mannelijk geslacht overlaten. Ten slotte was Adam eerst geschapen en daarna pas Eva. Met een tevreden gezicht opende hij het tuinhek van de pastorie. De eerstvolgende zondag constateerde de herder en leraar met genoegen dat mejuffrouw Werner weer haar oude, vertrouwde plaats in de kerkbank had ingenomen. Geertje en Caroline dachten er ook zo over. Ook hen was het opgevallen dat Davina meer niet dan wel in de kerk was. Samen spraken zij wel over het hoe en waarom, maar om dat bij Davina zelf aan te kaarten was toch wel moed nodig en dat hadden beide zussen niet. ‘We moeten haar maar de tijd geven,’ stelde Geertje voor en Caroline was het daar volstrekt mee eens. Zij dacht er in stilte achteraan: ‘Het is toch onze verantwoordelijkheid niet?’ Tegelijkertijd leek het net alsof ze haar moeder hoorde zeggen: ‘Ben ik mijn broeders hoeder?’ Die zondagmorgen ging Caroline naar Davina toe en zei zachtjes: ‘Ik ben blij dat je er weer bent.’ Ze kreeg slechts een kort knikje als antwoord. Davina deed het alleen maar voor haar zussen; hun echtgenoten hadden een vooraanstaande positie in zowel de maatschappelijke als de kerkelijke gemeente. Davina wilde hen niet in verlegenheid of opspraak brengen. Vaak als ze de kerk uitkwam, overviel haar het gevoel: wat doe ik hier eigenlijk? Waar ging de preek over, wat hebben we gezongen? Davina kon er geen zinnig antwoord op geven. De wekelijkse kerkgang werd een verplichting en zij vroeg zich regelmatig af wanneer de dominee een beroep naar een andere gemeente zou aannemen. Als er een andere dominee op de kansel kwam te staan, zou dan alles veranderen? Kon ze er nog maar eens met de vader van Jo over praten. Die zou haar wel begrijpen, daar was Davina vast van overtuigd. Gelukkig kon ze met Jo de vele vragen die in haar hart leefden delen. Niet dat haar vriendin overal een antwoord op had, maar ze begreep waar Davina mee worstelde en probeerde haar moed in te spreken. De brieven die Davina uit Utrecht kreeg, waren als balsem op een gewonde ziel. Jo zelf was getrouwd met een hooggeplaatste militair die daar was gelegerd. Davina vroeg zich wel eens af waarom Jo ook niet voor een predikant als echtgenoot had gekozen. Zij vond dat Jo de volmaakte predikantsvrouw zou zijn. In een vertrouwelijk moment had zij dit ook aan Jo gevraagd, die had Davina glimlachend aangekeken.
‘Ik ben hier door God geplaatst, dit is mijn opdracht hier op aarde en Hij weet wat goed voor mij is, beter dan dat ik het zelf weet. Als het alleen aan mij lag, zou ik er niet veel van terecht brengen.’

HOOFDSTUK 12

Den Haag, eind april 1909

In oktober 1900 werd de verloving bekend gemaakt van koningin Wilhelmina met hertog Hendrik van Mecklenburg-Schwerin. De huwelijksdatum werd op 7 februari 1901 vastgesteld. Oranjegezind Nederland haalde opgelucht adem en ook in de familie Werner werd dit nieuws met blijdschap ontvangen. Davina had het die dag moeilijk, haar gedachten gingen uit naar Cato. Cato, die een enthousiaste aanhanger van het koninklijk huis was. Wat zou ze genoten hebben van al die festiviteiten die in en rond Den Haag plaatsvonden. Na de huwelijksvoltrekking, die in het Paleis Noordeinde in Den Haag geschiedde, kwam de kerkelijke inzegening in de Grote Kerk. Aangezien Wilhelmina koningin was, werd bij het voorlezen van het huwelijksformulier de passage achterwege gelaten waarin de vrouw gehoorzaamheid aan de man beloofde. ‘Geen wonder,' was het commentaar van Davina toen ze dit vernam. ‘De koningin, de hoogste baas van het land en thuis dan niets te zeggen hebben, nee, dat kan niet!' Nu was het wachten tot de officiële aankondiging dat er een nieuwe loot aan de Oranjeboom zou ontspruiten. Nog geen jaar na de trouwdag werd aangekondigd dat hare Majesteit en de prins gezinsuitbreiding verwachtten. Helaas eindigde deze zwangerschap in een miskraam. In de loop der jaren maakte koningin Wilhelmina nog drie miskramen door en zij herstelde van een ernstige ziekte, zo ernstig dat voor haar leven werd gevreesd. Caroline, die net als Cato het vorstenhuis een warm hart toedroeg, bad regelmatig voor de gezondheid van de jonge koningin, maar ook dat de toekomst van het Oranjehuis verzekerd mocht worden met de komst van nieuw leven.