Afbeelding

Neem en lees: 'De geloofsbelijdenis van een kamerling'

David Bruinings (1704-1749) was aanvankelijk predikant in enkele Duitse gemeenten. In 1741 vestigde hij zich in Amsterdam en diende daar de Duitse gereformeerde gemeente. Bekend werd zijn boek 'De Leeuw uit de stam van Juda.'
In dit boekje treft u drie preken aan over de bekering en de belijdenis van de kamerling in Handelingen 8. Ze vormen een eenheid. Waardoor vallen ze in het bijzonder op? Door hun directheid en levendigheid.
Wat signaleert Bruinings in deze preken? De aangrijpende geesteloosheid van zijn dagen. Maar tegelijkertijd geeft hij zoekende zielen de raad om Christus als de Fontein des levens te belijden. In deze preken klinkt een krachtige oproep om in het geloof te zien op het Lam van God, Dat de zonde der wereld wegneemt. In het bijzonder zoekt Bruinings het hart te bereiken van een verharde zondaar, maar ook van een door schuldbesef verslagen mens en een weifelende gelovige, die vaker op zichzelf dan op Christus ziet.

De hertaler, de heer C. Bregman, schrijft een inleiding en verantwoording. We nemen daar een enkele passage uit over:
Deze preken van Bruinings vallen op door hun grote levendigheid, waarbij een sterk appel gedaan wordt op het gevoel van de hoorder en lezer. Ongetwijfeld was dit een reactie op de prediking van vele nog wel orthodoxe, maar rationalistisch getinte predikanten, die van de bevindelijke diepgang niets moesten hebben…

Het geloof is een genadegave, die niemand vanuit zichzelf aanneemt, dat wist Bruinings heel goed. Daarom is het ook zo nodig dat Jezus aan de zondaar verschijnt ‘met zyn bloedige wonden voor het oog zyner ziele als dat geslachte Lam, dat geslacht is er verzoeninge’.
De kamerling mocht na zijn geloofsbelijdenis en doop zijn weg met blijdschap verder reizen. Dat was het doel van Bruinings, toen hij deze preken in de Nieuwezyds Kapel aan de gemeente voorhield. Daarom zijn ze het waard om opnieuw in hertaalde vorm uitgegeven te worden.

Met het doel dat Bruinings beschrijft aan het slot van de derde preek, besluit ik deze bespreking:
'Ik wens dat de Heere Jezus door de levende stroom die vanaf de troon van God en van het Lam vloeit, alles wat nog dood is levend wil maken. Het is ook mijn wens dat Jezus Zijn zalige kinderen door de dagelijkse besprenging met Zijn bloed steeds meer zalig en vrolijk zal maken. Ja, mogen zij steeds dieper en dieper begraven worden in Zijn lijden en dood! Dan gaan we van kracht tot kracht, totdat we in Zijn beeld voor Jezus verschijnen.'

Het is een goede zaak geweest dat de heer C. Bregman deze preken van Bruinings heeft hertaald. Ze kunnen persoonlijk gelezen worden, maar zijn ook geschikt voor de leesdiensten. Van harte aanbevolen!