Vervolgverhaal - Het hart kent zijn eigen bitterheid - Els van Wageningen (27)

Bewogen en diep onder de indruk en in gezelschap van Jo Jungius, verliet Davina de kerk om naar het Prins Hendrikplein te gaan, waar de koffietafel wachtte. 'Het is zo donker om mij heen, Jo,' klaagde Davina haar nood. ‘Kun jij dit nu begrijpen?' Ze hoopte dat Jo haar een antwoord kon geven op haar vragen en twijfels. Zij was immers de dochter van een dominee en was meer thuis in de Bijbel dan een dochter van een huisarts. ‘Je bedoelt waarom God Cato al op zo'n jonge leeftijd uit dit leven heeft weggenomen?’ Davina keek Jo zijdelings aan en knikte slechts. ‘God geeft geen rekenschap van Zijn daden,’ antwoordde Jo rustig. ‘Waarom de ene mens oud mag worden en een ander vroeg dit aardse leven moet verlaten, dat weten wij niet. Mijn overtuiging is dat je daarin ook niet moet wroeten, want dit leidt nergens toe. Dan probeer je naar mijn mening boven God te staan en dat moeten we beslist niet doen. Dit laatste moet niet eens in ons opkomen. Zijn gedachten zijn immers hoger dan die van ons, evenals Zijn wegen. Probeer het te accepteren, Davina, dat is de enige raad die ik je kan geven. Bidden, vergeet vooral niet te bidden om kracht en wijsheid van Boven. Hij alleen kan je dat geven, mensen kunnen dat niet. Verwacht het daar ook niet van. Ik zal ook voor je bidden dat je je geloof niet zult verliezen en vast zult blijven houden aan Zijn beloftes.’

Nee, Oudejaarsdag verliep heel anders dan Davina zich had voorgesteld. Ze kon zelfs de moed niet opbrengen om naar de kerk te gaan en daar troost te zoeken, zoals Jo had gezegd. In plaats daarvan bleef Davina thuis met de herinneringen aan haar jeugd. Wat waren dat toch speciale momenten geweest en zij stonden op haar netvlies gebrand. Het begon in de ochtend al, als moeder samen met de dienstbode de oliebollen en de appelbeignets maakte. De verrukkelijke geuren vulden het hele huis en zij konden niet wachten tot het ogenblik dat zij een lekkere, warme oliebol mochten proeven. De vruchtenbowl en de bisschopswijn, het hoorde er allemaal bij. Indrukwekkend vond Davina de kerkdienst die op Oudejaarsavond werd gehouden. De kerk zat stampvol, ook met mensen die het niet zo nauw met de kerkgang maakten, maar men dorst toch niet het nieuwe jaar in te gaan zonder het oude met een kerkgang uit te luiden. Aan het eind van de dienst werd de lijst met namen en de leeftijden genoemd van de gemeenteleden die het afgelopen jaar waren overleden. Tenslotte werd de predikant staande door de kerkgangers toegezongen: ‘Dat ‘s Heeren zegen op u daal.’ Momenten die Davina nooit zou vergeten.

Na de kerkdienst haastten ze zich naar huis en iedereen schaarde zich om de tafel. Het ganzenbordspel kwam tevoorschijn, de bisschopswijn werd opgewarmd en iedereen kreeg een glaasje. De wijn kon Davina niet zo bekoren, zij vond de vruchtenbowl lekkerder smaken. Haar vader gaf echter de voorkeur aan de rode wijn gemengd met kruiden en suiker. Dan kwam het moment dat moeder de schalen met de oliebollen en appelbeignets binnenbracht. Dan was het wachten tot ongeveer half twaalf, vader stond op en pakte de Bijbel en sloeg deze bij Psalm 90 open. Met zijn zware stem las hij deze voor. Daarna gingen ze naar buiten en wachtten met de anderen totdat de klok twaalf uur sloeg. Van tevoren zongen ze met elkaar het lied: ‘Uren, dagen, maanden, jaren vliegen als een schaduw heen.’ Nog steeds als Davina dit lied hoorde, kwam er een brok van ontroering in haar keel. Dan, als de torenklok twaalf uur sloeg en daarna bleef luiden, wenste iedereen elkaar veel heil en zegen. De weinige schepen die in de haven van Dirksland lagen, lieten ook van zich horen door middel van hun scheepshoorns om het nieuwe jaar te verwelkomen. Davina vroeg zich af of de glans van de decembermaand ooit terug kon keren. Immers, 19 december was de sterfdatum van oom Dirk, 26 december die van Cato. Nee, ze had geen oliebollen en appelbeignets in huis, alleen dat grenzeloze verdriet om het verlies van haar oudste zus. Ze dacht terug aan Jo en haar advies om te bidden, maar dat kon Davina niet, misschien later wel, maar nu niet. Opeens werden haar gedachten onderbroken door klokgelui en het blazen van de scheepshoorns. De geluiden van de straat, het gejuich en de voetstappen van de mensen drongen tot in de woonkamer van Davina door. Het was zover, 1899 was voorbij en het jaar 1900 was aangebroken, een nieuwe eeuw. Wat zou de toekomst haar brengen? Davina had er geen gevoel bij, alles leek zo doelloos door het overlijden van Cato. De wereld kon nu net zo goed ophouden met bestaan. De tranen stroomden over het gezicht van Davina en verdwenen in de oneindige ruimte.

Davina worstelde dusdanig met zichzelf, dat zij zich vaak afvroeg of zij, buiten Teun en de kinderen, de enige was die zo door de dood van Cato was getroffen. Wat wist zij van het geloofsleven van haar zussen af? Alle vijf hadden ze belijdenis des geloofs afgelegd. Alle vier waren ze in de kerk getrouwd, hun kinderen waren er gedoopt. Vader en moeder Werner gingen aan het Heilig Avondmaal en de zussen na hun belijdenis ook. Zij gaven hun geldelijk deel aan de kerk en de armen, hadden oog voor de mensen om hen heen, of ze nu tot hetzelfde kerkgenootschap behoorden of niet. Dit gegeven, onder de noemer ‘christenplicht' en de daarbij behorende verantwoordelijkheid, hadden de ouders op hun dochters overgebracht. Allemaal goede dingen, waarop niets viel aan te merken. Was dit voldoende, vroeg Davina zich af. Hoe stond het met het persoonlijk geloof van Cato? Daar hadden zij het nooit over als de zussen bij elkaar waren. Davina pijnigde haar hersenen en probeerde haar jeugdherinneringen op te halen. Trouw hadden ze de wekelijkse catechisatielessen bij de dominee gevolgd, dat hoorde immers bij hun opvoeding.