Ontvangen en getuigen

De discipelen hebben gevraagd: wanneer komt het Koninkrijk? En op die vraag krijgen ze geen rechtstreeks antwoord. Eigenlijk zegt de Heere Jezus: Dat gaat jullie niets aan, maar Ik heb wel werk voor jullie. Je moet met het Evangelie de wereld in.
Maar hoe moet dat, elf eenvoudige mensen, zonder opleiding? Bovendien met weerstanden in hun eigen hart tegen dat Evangelie... Wat moet daarvan terechtkomen?
Ja, maar ze hoeven het ook niet zelf te doen. Gij zult ontvangen de kracht van de Heilige Geest. Die kracht wordt van bovenaf gegeven. Die kunnen ze alleen maar ontvangen. En die kracht zal hen bezielen, die zal hen aangorden. Zodat ze steeds meer leren eigen krachten te verachten en het te verwachten van de Heere alleen.
Tegen de discipelen wordt dat gezegd in een speciale betekenis. Zij hebben de Heilige Geest nodig om te worden toegerust voor hun werk. Maar is het anders in het leven van het geloof? Wat zijn we anders dan zwakke en nietige mensen die geen ogenblik op eigen benen kunnen staan? Mensen die vol zitten met verzet en met tegenstand tegen de Heere en tegen Zijn werk...
En nu zegt de Heere: Gij zult ontvangen de kracht van de Heilige Geest. Tegen die kracht is niets bestand. Die kan alle verzet, alle tegenstand doorbreken. Die gaat weerbarstige mensen omvormen naar het Beeld van Christus. Dat zal met strijd gepaard gaan. Alles van ons gaat eráán. Maar zo wordt Hij verheerlijkt!

Het loopt anders dan de discipelen hadden gedacht! Ze zagen het Koninkrijk al aankomen. Ze hadden het wel naar zich toe willen trekken. Nee, zegt de Heere Jezus, het einde is er nog niet, je staat nog maar aan het begin. Je moet aan het werk, je gaat de strijd in.
Zo kan het ook gaan in het leven van het geloof. Vreugde vinden in het Woord, in de verborgen omgang met de Heere. Dichtbij Hem leven. Geen last van de zonde, geen vrees voor de dood, geen strijd met de vijanden. Maar zo kan het niet blijven, we moeten het leven in en de strijd in. Maar we staan niet alleen. We staan in de kracht van de Heilige Geest.
En die Geest gordt ons aan om Zijn getuigen te zijn. Een getuige is iemand die spreekt uit ervaring. Die kan vertellen wat hij zelf gehoord en gezien heeft.
Dat hebben de apostelen begrepen. Johannes zal later schrijven: Wat wij gehoord hebben, wat wij gezien hebben met onze ogen, wat wij aanschouwd hebben en onze handen getast hebben van het Woord des levens, dat verkondigen wij u...
En wanneer de apostelen voor de Hoge Raad staan, dan zeggen ze: Wij kunnen niet laten te spreken van wij gezien en gehoord hebben.
Dat geldt voor deze discipelen in een bijzondere zin. Want zij zijn de oor- en ooggetuigen van wat Jezus gezegd en gedaan heeft. Maar elke getuige is een oor- en ooggetuige. Wij spreken wat wij weten en wij getuigen wat wij gezien hebben. Ik roem in God, ik prijs ’t onfeilbaar Woord, ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord.
Maar let wel, Christus zegt: Gij zult van Mij getuigen zijn. Geen getuigen van hun eigen bekering of van hun eigen roeping. Ze gaan de wereld niet in om van zichzelf te getuigen, maar om van Hem te getuigen.

Dat moet niet, dat gaat vanzelf. De liefde van Christus dringt ons. En niet alleen met het Woord, ook met de daad. Straks lezen we van de discipelen: ze kenden hen, dat ze met Jezus geweest waren.

Nee, dat getuigenis zal ons niet altijd in dank afgenomen worden. Getuige en martelaar is in het Grieks hetzelfde woord! Dat wil zeggen: we zullen onszelf ervoor over moeten hebben. Maar dat betekent geen verlies, dat is winst. Hoe het met de getuigen afloopt is niet het belangrijkst, als de zaak van de Koning maar voortgang vindt.

De Heer regeert, Zijn Koninkrijk staat vast,
Zijn heerschappij omvat de loop der tijden.
Een sterke hand, die nooit heeft misgetast,
Blijft met het heilig zwaard des Geestes strijden.
En d' adem Zijner lippen overmant
De tegenstand.

Deze overdenking stond eerder in Eilanden-Nieuws van 25 mei 2001.