Vervolgverhaal - Het hart kent zijn eigen bitterheid - Els van Wageningen (25)

Als toetje maakte Pleuntje bitterkoekjespudding. Het was een eenvoudig maal vergeleken bij andere Haagse families, maar Davina vond het goed zo. Als Pleuntje dan ook nog een pannetje groentesoep maakte, was zij helemaal tevreden. Omdat Pleuntje wist dat Davina dol was op tulband, bakte zij die ook, gevuld met rozijnen en gekonfijte kersen. Haar mevrouw zou beslist niet van de honger omkomen, daar zorgde Pleuntje wel voor. Overigens was Davina goed in staat om zelf te koken, dat had ze van haar moeder geleerd.

Eerste Kerstdag bleef Davina altijd thuis, ze bezocht dan ’s ochtends en ’s avonds de kerkdienst. Ze wist dat ze welkom was bij één van haar zussen, maar Davina wilde hen niet het gevoel geven dat zij altijd met haar opgescheept moesten zitten omdat zij ongetrouwd was. Dit was hetzelfde met Oud en Nieuw, Harriat had gevraagd of Davina de jaarwisseling bij haar wilde doorbrengen, maar dat had ze geweigerd. Het was dit jaar een speciale gebeurtenis, een nieuwe eeuw die ze tegemoet gingen, dat maakte je niet vaak mee.

Davina keek wél uit naar Tweede Kerstdag, ze vond het leuk om haar neef en nichten weer eens te zien. Ze werden al zo groot, Christien was al een jongedame met haar 17 jaar, dan kwam Dirk, de enige zoon van 15, en daarna de meisjes Willemien van 11, Adeline van 10 en de Benjamin van de familie, Geertruida van 7. Dirk zou zijn tante in de ochtend van Tweede Kerstdag komen halen, zodat ze samen met hem naar de kerk kon gaan. Bij de ingang zou Cato op haar wachten, zodat ze zich gedrieën bij het gezin konden voegen. Na de dienst volgde er dan een gezellig samenzijn aan het Prins Hendrikplein. In de loop van de avond bracht Dirk Davina weer thuis. De maaltijd die ze bij Cato en Teun gebruikte was wel wat uitgebreider. Cato had ook een dienstbode die dol was op koken en niets liever deed dan nieuwe recepten uitproberen. Daartoe kreeg ze alle gelegenheid van Cato en de kinderen waren dankbare proefpersonen. Davina zag zichzelf weer met Cato in de salon zitten. Samen lachten ze om het dienstbodeprobleem van Caroline, die maar niet scheen te begrijpen waarom haar dienstbodes na korte tijd weer vertrokken. 'Ik betaal ze toch behoorlijk,’ klaagde ze vaak, ‘en daar mag ik toch wel het een en ander voor terug verlangen?’ Aan dat ‘verlangen’ mankeerde het vaak en, hoewel haar zussen dikwijls probeerden Caroline ervan te doordringen dat zij wat minder veeleisend moest zijn, het lukte niet. Caroline reageerde nog steeds verwonderd als een dienstbode haar ontslag indiende, omdat zij elders een betere betrekking kon krijgen. Als vanzelf kwamen ze op Pleuntje uit en Davina haalde de herinnering op over de eerste keer dat zij een tulband maakte met als ingrediënt de beroemde bigarreaux. Dit waren Franse kersen die ontkleurd waren en daarna gekonfijt werden in een zware suikerstroop. Pleuntje had Davina wantrouwend aangekeken en iets gemompeld over Franse fratsen en waarom er geen goed Nederlands woord voor bestond. ‘We zijn hier niet in Frankrijk, maar in Nederland.’ Davina had een hand op de arm van haar dienstbode gelegd. ‘Pleuntje, als je bij de kruidenier om gekonfijte kersen vraagt, dan weet hij precies wat je bedoelt.’ Het woord ‘bigarreaux’ werd nooit meer genoemd.

Natuurlijk was de komende eeuwwisseling ook het onderwerp van gesprek. Een ieder sprak zijn verlangen en verwachtingen uit, zo hoopte Teun dat hij nog opzienbarende ontwikkelingen in de gezondheidszorg mocht meemaken en niet te vergeten ook in de politiek.
‘Ik hoop dat onze jonge koningin een man vindt en dat er kinderen uit dat huwelijk mogen worden geboren, zodat de Oranjeboom weer bloeit. Het hangt nu maar aan een zijden draadje,’ dit kwam van Cato vandaan.
‘Nou, zijden draadje,’ lachte Davina. ‘Hoe oud is Wilhelmina nu? Ze is nog maar net negentien, ze heeft haar leven nog voor zich en die echtgenoot dient zich vanzelf wel aan.’
‘Daar heb je gelijk in,’ moest Cato toegeven, ‘maar feit is wel dat ons vorstenhuis nu nog maar uit twee personen bestaat, onze koningin en koningin-moeder Emma. Ik hoop maar dat er binnenkort toch een verloving wordt aangekondigd. Het is nog altijd God, Nederland en Oranje. Ik zou toch niet graag zien dat dit drievoudig snoer wordt verbroken.’

Na de kerstmaaltijd nam Christien plaats achter de piano en heel de familie schaarde zich om haar heen. Om de beurt gaf een ieder zijn of haar favoriete kerstlied op en werd er samen gezongen. ‘Oh kerstnacht, schoner dan de dagen' kwam voorbij, evenals ‘Nu sijt wellekome.' Davina koos voor ‘Komt allen tezamen' en ‘De herdertjes lagen bij nachte' en met het bekende ‘Ere zij God’ werd de avond afgesloten. Hoe gezellig en mooi het ook was, Davina verlangde er naar om naar haar eigen huis te gaan. Dirk bracht haar weer thuis, ondanks het tegensputteren van Davina. ‘Nee hoor, tante Davina, samen uit, samen thuis, zeg ik altijd maar. Vanmorgen heb ik u opgehaald en ik breng u ook weer thuis. Overigens, het is een mooie gelegenheid om een frisse neus te halen. Dit soort dagen moeten niet te lang duren, een mens heeft geen zitvlak meer over.’ Davina nam hartelijk afscheid van Cato en Teun en hun gezin. In de hal, toen Davina haar mantel aantrok en voor de spiegel haar hoed opzette, drukte Cato haar nog op het hart dat, als ze zich eenzaam voelde tijdens de eeuwwisseling, ze dan niet moest aarzelen en die avond bij hen door kon brengen. ‘Er zijn genoeg oliebollen en appelbeignets en ook is er volop vruchtenbowl.’
‘Vergeet de warme bisschopswijn niet,’ deed Teun een duit in het zakje.