Afbeelding
Foto:

Column: Identiteit

Het valt me op dat in deze ‘thuisloze’ periode het voor mij wat moeilijk is om aan mijn identiteit of wat er daar voor doorging vast te houden. Deze week was ik ergens voor een interview en diegene vroeg me: “Waar woon je? Kom je ook hier vandaan?” Ik aarzelde, want in principe woon ik twee weken nergens en dat was lastig uit te leggen. Dit was niet alleen voor mij lastig, want dat ik twee weken 'nergens' woonde bleek ook aan de mensen van de burgerlijke stand van de gemeente moeilijk uit te leggen. Maar we zijn eruit gekomen. Toch heb ik nu een kleine beetje het gevoel dat ik ook had toen ik een tijdje terug tijdens een wandeling op de Slikken meemaakte. Een groepje vrouwen passeerde mij op afstand op een nabij gelegen fietspad. Eén mevrouw begon al roepend een gesprek met mij. Dat duurde maar kort, want één van haar metgezellen riep: “Nee joh. Dat is hem niet hoor…”. Dat kan gebeuren, dacht ik, en maakte aanvankelijk niet ongerust. Dit veranderde toen een kwartiertje later een wielrenner mij voorbijreed en zich omdraaide en zijn hand op stak en riep: “Ha Hans, hoe is het…?” Hij wachtte niet op het antwoord en reed door. Ik was in verwarring, want ik wist bijna zeker dat ik ‘Hans’ niet was en van verkeerde herinneringen had ik toen nog nooit gehoord. Na deze twee ontmoetingen in korte tijd, was ik net zo in verwarring als dat nu iemand aan me vraagt, waar ik woon. Gelukkig kende mijn vrouw me wel toen ik thuiskwam. En waarschijnlijk vind ik volgende week in Dirksland mijn identiteit weer volledig terug.