Afbeelding
Foto:

Column: Braaf

Bij de ingang van de trimsalon gaat Tom steevast in de remmen, en schurkt zich als een peuter met verlatingsangst dicht tegen mijn benen aan. Gelukkig weet de trimster wel raad met bange hondjes en neemt hem met een zoet lijntje mee naar binnen, waar al een lekker warm badje voor hem gereed staat. Na anderhalf uur mag ik hem weer ophalen en komt hij stralend wit en opgelucht kwispelend naar buiten. Zijn haartjes zitten keurig in model en zelfs zijn ogen zijn weer goed te zien. Eenmaal thuis rent hij van opluchting vijf rondjes door de kamer om vervolgens, moe van de hele expeditie, op de bank in slaap te vallen.

Na de lunch is het echter weer gedaan met de rust, en is het tijd voor ‘een rondje berg’, een populair ommetje voor veel Sommerdiekse hondenbezitters. Als het niet druk is, mag Tommie weleens even stiekem loslopen. Dat heeft hij, zeker na een bezoekje aan de kapper, wel verdiend, vind ik. Langs de paadjes valt er heel wat te snuffelen, dus we vorderen maar langzaam. Af en toe kijk ik eens achterom, om te zien waar Tommie blijft en wat hij aan het doen is. Helaas heb ik daar nu iets te lang mee gewacht, want mijn hond ligt achter een bosje op zijn rug te rollen in iets wat overduidelijk vies of dood is. Met grote stappen loop ik terug over het pad en banjer vervolgens door het gras naar de plaats des onheils, waar Tommie net doet of hij me niet ziet aankomen. Hij wrijft zijn ruggetje nog eens even flink door de derrie en komt pas overeind als ik vlak voor zijn neus sta. Zijn vacht, die net nog hagelwit was, vertoont nu allerlei donkerbruine vegen en verspreidt de geur van een verse, dampende mestvaalt.

"Ben jij nou helemaal gek geworden!" tier ik, terwijl ik de lijn aan zijn halsband vastgesp. "Ik heb net bijna vijftig euro voor je betaald, en dan doe je dit!" Tommie veinst een schuldige blik en kijkt nog eens spijtig achterom naar de viezigheid, waarin hij best nog wat meer tijd had willen doorbrengen. Ik neem mijn besmeurde hond mopperend mee naar huis, waar hij, geheel tegen zijn zin, opnieuw in bad moet. Eigen schuld.

Ook mijn schuld trouwens. Honden rollen nu eenmaal graag in viezigheid, dus ik had het kunnen weten, en bovendien mogen ze niet loslopen bij de berg. Als ik later aan een kopje thee zit, en Tommie met een kluif op een oude handdoek ligt om verder op te drogen, kijken we elkaar eens aan. De vrede is weer getekend. Of we nu voortaan allebei braaf zullen zijn bij de berg? Ik kan het niet beloven.