Palmpaas-haantjes

Meng 500 gram bloem met 375 g boter of margarine, 30 g gist en desgewenst 250 g honing en 20 g zout met 450 centiliter melk of water. Verdeel het deeg in stukjes van bijv. 75 of 100 gram en maak daarvan bolle­tjes, die u anderhalf à twee uur bij kamertemperatuur laat rijzen. Sla de gerezen bol­len dan plat en vorm de haantjes door het deeg te ‘spannen’, d.w.z. de ondereinden op te trekken en naar binnen te vouwen en het eerst in de vorm van een langwerpig puntbroodje te rollen. Buig daarna de beide uiteinden naar boven en knik de punten daarvan horizontaal om. Als er een vogel wordt gemodelleerd, kan het deeg plat worden gerold. Het oog geeft u met een krent aan. Snavel, staart en kam op de kop worden gemaakt door het deeg ter plaatse met een schone schaar in te knippen. Vervolgens kunt u uw haantjes op de bakplaat leggen en bij een temperatuur van 260° C in circa 10 minuten in een goed vóórverwarmde oven lichtbruin bakken. Tenslotte smeert u met een kwastje de buitenzijde van het baksel in met dunne stroop of honing.