Vervolgverhaal - Het hart kent zijn eigen bitterheid - Els van Wageningen (21)

'Mijn leven is nu bijna voorbij, ik heb geen spijt van de dingen die ik heb gedaan. Nog maar even en dan ga ik ook naar mijn voorvaderen.' Het spreken had hem de grootste moeite gekost en uitgeput liet hij zijn hoofd in de kussens vallen. Davina had stil geluisterd, maar haar tranen kon ze niet bedwingen en ze vielen dan ook op zijn hand. ‘Niet huilen Davina, het is nu eenmaal zo dat een mens moet sterven. Nogmaals, ik heb een rijk en gezegend leven gehad. Het is goed zo.' Oom Dirk gaf een teken dat hij nu wilde rusten. Davina stond op en ze gaf hem een zoen op zijn voorhoofd. Glimlachend sloot oom Dirk de ogen. Die avond sliep hij rustig en vredig in.

‘Wat doen we nu met Trijntje? We kunnen haar toch niet zomaar op straat zetten na alles wat ze voor oom Dirk, en niet te vergeten tante Pietje, heeft gedaan.’ Davina sprak deze woorden uit na de begrafenis.
De zussen waren bijeen gekomen in de salon in afwachting van de komst van de notaris. Hij was van plan om meteen na de begrafenis naar het huis van oom Dirk te komen om het testament voor te lezen en de zaken te regelen. Trijntje had op verzoek van Davina thee geserveerd en zich daarna in de keuken teruggetrokken. Zo bleven zij met z’n vieren achter. Harriat was niet overgekomen voor de begrafenis. Haar zwangerschap was inmiddels al zo ver gevorderd dat ze de lange reis van ‘s-Hertogenbosch naar Flakkee niet durfde te maken. Op een vroeggeboorte en daardoor wellicht een dood kindje zaten Harriat en Jacob niet te wachten. Caroline plukte een denkbeeldig pluisje van haar rok en streek daarna een plooi glad. Davina herhaalde nogmaals haar vraag. Caroline keek haar nu verstrooid aan. ‘We hebben je wel gehoord hoor, maar wij hebben daar toch niets mee te maken?’ Davina keek even naar Cato, maar die draaide juist haar hoofd om, zodat zij dit niet opmerkte. ‘Het is toch wel onze verantwoordelijkheid, dacht ik zo. Het testament van oom Dirk zal wel niet veel verrassingen opleveren. Trijntje zal ongetwijfeld een legaat krijgen voor haar bewezen diensten, maar ik vind dat we haar niet zomaar kunnen laten gaan, daarvoor is zij te lang bij onze familie in dienst geweest.’ Caroline haalde haar schouders op.
‘Ik ben van mening dat het onze zaken niet zijn, mij dunkt dat Trijntje oud en wijs genoeg is om haar eigen belangen te behartigen.’
Geertje mengde zich in het gesprek. ‘Eigenlijk ben ik het wel met Davina eens, het is toch onze christenplicht om haar niet aan haar lot over te laten en alle medewerking te verlenen bij het zoeken naar een andere betrekking.’ Ze trok hierbij zo’n uitgestreken en vroom gezicht, dat Davina moeite moest doen om een glimlach te onderdrukken. Het was Cato die tenslotte zei: ‘Laten we de komst van de notaris maar afwachten en daarna beslissen we verder.’

Toen de notaris vertrokken was, bleef er van de vrome houding van Geertje niet veel over. Het testament van oom Dirk leverde, zoals Davina al had voorspeld, niet veel verrassingen op. Trijntje kreeg haar legaat en ook de kerk werd niet vergeten. De landerijen werden verdeeld tussen de zussen, maar het grootste gedeelte van de erfenis ging naar Davina; ook het huis aan de Straatdijk en de inboedel. Geertje vond dat Cato, Caroline, Harriat en zijzelf er maar bekaaid vanaf kwamen. Wat maakte Davina nu zo bijzonder dat ze het merendeel van de bezittingen van oom Dirk erfde? Davina was de schok nog niet te boven. Oom Dirk had wel gezegd dat hij haar niet zou vergeten, maar tussen zeggen en doen zat altijd nog een wereld van verschil. In ieder geval, Trijntje was nu háár verantwoordelijkheid geworden. Ook de anderen lieten de gebeurtenissen op zich inwerken, maar Geertje was des duivels. Zij liep als een gekooide tijger heen en weer en kon zich uiteindelijk niet meer beheersen en ging vlak voor Davina staan. Van schrik stond deze ook maar op en Geertje barstte los.
‘Je hebt het wel voor elkaar gekregen, hè? Ik vraag mij af hoe gemeen iemand kan zijn om onder het oog van haar zussen alles naar zich toe te trekken. Waarom krijg jij zoveel meer dan wij? Ik heb, en ik kan ook voor de anderen spreken, oom Dirk regelmatig brieven geschreven en naar zijn gezondheidstoestand geïnformeerd. Als wij op Flakkee waren, hebben wij ook altijd een bezoekje aan hem gebracht. Nu worden we met een centje afgepoeierd en dat is niet rechtvaardig. Het is dat het testament rechtsgeldig is en dat oom Dirk bij zijn volle verstand is geweest toen hij het heeft opgesteld, anders zou ik het terstond aanvechten!' Davina kromp ineen bij het horen van deze woorden en in een reflex sloot zij haar ogen. Geertje vatte dit op als een soort schuldbekentenis en triomfantelijk ging zij verder. ‘Moet je haar nu zien, door haar houding bekent zij schuld. Ik zal je ronduit zeggen: ik kan het geld ook heel goed gebruiken, dit is zo oneerlijk. Ik heb er geen woorden voor.' Davina wilde iets zeggen, maar er kwam geen woord uit haar mond. Zouden de anderen er ook zo over denken? Dat zij willens en wetens haar hulp aan oom Dirk had aangeboden om er zelf beter en rijker van te worden? Davina besefte dat alles wat zij nu ter verdediging zou zeggen niet in haar voordeel werkte. Zij besloot de tirade van Geertje maar over zich heen te laten komen. Davina voelde zich ineens doodmoe en wenste dat ze thuis was, weg van dit gedoe. Toen herinnerde zij zich de woorden van oom Dirk weer: ‘Denk erom, jij bent een Droogendijk, verloochen nooit je afkomst.'