Meditatie: Niet tellen, maar strijden

Opeens is hij er - deze man met zijn vraag. “Heere, zijn er ook weinigen die zalig worden?"
We weten helemaal niet hoe hij deze vraag bedoelt. Is het nieuwsgierigheid? Of bewogenheid met zijn naaste? Om zich heen ziet hij velen aan Christus voorbij gaan. En dat brengt hem tot deze vraag. Zoals wij dat ook wel eens kunnen hebben als je midden in een drukke stad loopt en je ziet al die mensen hun weg gaan. Of als je denkt aan allen die nog nooit van het Evangelie hoorden. Of die er niet meer van horen. Wie worden er zalig? Hoeveel wel en hoeveel niet? Het kan ook zijn dat er achter zijn vraag persoonlijke nood zit. Hij is bezig geraakt met de geestelijke dingen. De zonde is hem tot zonde geworden. En zou het nu ook voor hem kunnen? Als hij maar wist dat het Koninkrijk van God voor velen openstaat, nu, dan is er hoop. Maar - als er weinigen zalig worden, dan wordt het voor hem toch wel heel moeilijk.
Weet u wat zo opvallend is? Dat Jezus niet op de vraag ingaat. Daarmee veroordeelt Hij deze vraag, verklaart hem ongeoorloofd. Met deze vraag komen we niet verder. Stel dat wij het getal, de grootte van de Kerk die zalig wordt zouden weten, zou dat dan ook betekenen dat we zelf het Rijk binnengaan? Jezus snijdt deze vraag af. Daarmee zegt Hij als het ware: Laat dat nu maar aan Mijn Vader over. Begin daar toch geen discussie over. We kunnen daar uren over spreken: voor wie de genade wel is en voor wie niet. En ondertussen kunnen we met een grote boog om de Heere Jezus heen gaan. En zelf buiten schot blijven. Een groot gevaar!!
Jezus komt in dit woord heel direct naar ons toe. Het treffende is dat Zijn antwoord niet tot de vraagsteller gericht is, maar tot allen die om Hem heen staan. "En Hij zeide tot hen... " De vraag van deze man is voor Christus aanleiding om een breed appèl te laten uitgaan. Een appèl dat opnieuw in het meervoud staat: "Strijdt om in te gaan door de enge poort". Niet tellen en rekenen dus, maar strijden. Daar komt het voor ons allen, jongeren en ouderen, op aan.
Het Koninkrijk der hemelen, de zaligheid, wordt hier voorgesteld als een huis met maar één toegang, die opvallend nauw is. Op zichzelf een wonder dat er een poort is. Wat zou het verdiend zijn als het Koninkrijk Gods hermetisch gesloten was. We hebben zelf de deur immers in het slot getrokken. Maar de Heere heeft in Zijn onverdiende goedheid toch een toegang geopend. In Christus, Die ten diepste Zelf die poort is. Een enge poort. Neen, dat zit 'm niet zo zeer in de poort, als wel in ons. Niet de poort is allereerst nauw en laag, maar wij zijn te hoog en te breed. Hoe komt het als we niet door deze poort kunnen? Als we telkens weer vastlopen? Omdat we nog zoveel van onszelf willen meenemen. Door deze poort kun je alleen op de knieën, in diepe ootmoed voor de Heere. Maar wij willen ons oude leven vasthouden, voor God recht overeind blijven staan. En we zijn bepakt met eigengerechtigheid. Zoals Paulus voordat hij werd stilgezet. Voor zijn bekering droeg hij van alles mee. Een paar zware, brede koffers zogezegd, boordevol gevuld met het zijne. In Fil. 3 laat hij ons een blik werpen op de inhoud: zijn ijver, zijn wetsbetrachting, zijn besnijdenis. Alles waarmee hij voor God meende te kunnen bestaan. Maar ondertussen kon Paulus niet door de enge poort.
Weet u, deze poort is zó gemaakt dat een goddeloze, een mens klein gemaakt door de Heilige Geest, er door kan. Voor wie zijn schuld belijdt is deze poort precies pas. En daar ligt nu juist de strijd in ons leven. Om ons leven te verliezen en het waarachtig aan de Heere over te geven. Om alleen op Zijn genade aan te houden en niet heimelijk de zaligheid in onszelf te zoeken. Zonder strijd kunnen we Gods Koninkrijk niet binnengaan. Vergeet u alle vijanden niet die ons tegenwerken. De wereld die ons wil inpalmen. De satan die ons een dwaalweg wijst, opdat we maar niet naar de enge poort worden toegetrokken. Ons eigen hart dat niet wil. Vijanden genoeg. Geesteloosheid en verslapping. Een tijd geleden streden we nog wel, maar we hebben de strijd gestaakt. Geldt dat van u?

Strijd om in te gaan. Dat zegt Jezus tegen u, die altijd beweert dat u er zelf niets aan kunt doen en ondertussen leeft u rustig voort. Tegen u, die er niet zo zwaar aan tilt en het wel gelooft. Tegen jou, die telkens weer kiezen moet welke weg je gaat. Strijd... ! Christus gebruikt een woord dat uit de wedstrijdwereld stamt. Dat wil zeggen: doe daar uw uiterste best voor. Span u tot en met in. Strijd alsof uw leven er van af hangt. En dat hàngt er ook van af.
Na de tekst laat Christus ons weten dat er een dag komt dat de poort gesloten zal zijn. En dat er velen zijn die willen binnengaan, maar niet meer kunnen. Ze zijn te laat. Ze hebben tijdens hun leven de kans voorbij laten gaan. En het aangrijpende is, dat daar mensen bij zijn die in de buurt van Jezus hebben geleefd. Kerkmensen. En toch… buiten. Eeuwig. Daarom: strijdt! Nu! De poort staat nog open. Nog wel! Leef bij het Woord. Worstel in het gebed om er zelf tussenuit te gaan en alleen de Heere Jezus over te houden. Het is geen onbegonnen werk - deze strijd. Want God vangt Zijn strijders op. Hij doet ze ingaan. Zodat het niet aan ons strijden te danken is, maar aan Zijn genade.

Deze overdenking stond eerder in Eilanden-Nieuws van begin februari 1996.