Vervolgverhaal - Het hart kent zijn eigen bitterheid - Els van Wageningen (13)

Oom Dirk had een ereplaats in de kerk, hij was het immers die het stuk grond aan de vereniging had verkocht zodat men daar het nieuwe schoolgebouw kon bouwen. Afgelopen zomer waren haar ouders regelmatig gaan kijken hoe de bouw van zowel de school als het woonhuis voor de hoofdonderwijzer vorderde. Overigens zij niet alleen, alle inwoners van Dirksland namen regelmatig een kijkje en vooral de oudere mannen maakten van die gelegenheid gebruik om hun deskundig oordeel te vellen. Als vanzelfsprekend was de familie Werner ook aanwezig toen de eerste steen werd gelegd op 24 juli 1891. Deze eer viel te beurt aan de zevenjarige Leendert Bosschieter die met het puntje van zijn tong uit zijn mond en het zweet op zijn voorhoofd zich van deze taak kweet.

In de kerk betrad, na het inleidende orgelspel, ds. Bouthoorn de kansel en heette een ieder van harte welkom om dit heugelijke feit mee te maken. ‘Geliefden in den Heere Jezus Christus, laten we deze bijzondere dienst op vrijdag 30 oktober in het jaar Onzes Heeren 1891 aanvangen door met elkaar te zingen de achtenveertigste psalm en daar van het twaalfde vers.’ Het was een gezamenlijke dienst in samenwerking met de Gereformeerde Gemeente want ook haar predikant, ds. van der Spek, leverde een belangrijke bijdrage.

Na afloop van de kerkdienst liep iedereen naar de Kapoenstraat, voorbij het kerkhof. Tegenover de ingang van de dodenakker stond de nieuwe school. Het gebouw was echter nog niet af en daardoor kon slechts een deel van de aangemelde leerlingen worden geplaatst. De school telde drie lokalen waarvan er één dienst deed als bewaarschool. Gelukkig waren er drie leerkrachten bereid gevonden om de jeugd te onderwijzen. Het schoolbestuur had er wel enige moeite voor moeten doen. De hoofdonderwijzer kwam uit Rotterdam en hij mocht ook gebruik maken van de woning die naast de school stond. De genodigden konden kennis maken met de onderwijzers en de bewaarschoolhoudster.

Harriat hoorde een paar mensen de opmerking maken dat er ook onderwijs in de Franse taal werd gegeven en dat voor een bedrag van anderhalve gulden per maand. Ze stootte Davina met haar elleboog aan en zei op zachte toon zodat niemand anders het kon horen:
"Quoi, c'est l'intention de donner du français à l'école?
Qu'est-ce qu'un enfant de la classe ouvrière doit avec la langue française?"
(‘Wat, is het de bedoeling dat er Frans op school wordt gegeven? Wat moet een arbeiderskind nu met de Franse taal?’
Davina gaf ook antwoord in het Frans.
"Ce n'est pas destiné aux enfants des travailleurs, ma chère soeur, mais à la bourgeoisie aisée.. "
(‘Het is ook niet bedoeld voor arbeiderskinderen mijn lieve zuster, maar voor de gegoede burgerij.)
De meisjes uit de arbeidersklasse waren beter af, vond men, met de lessen voor nuttig handwerken, dat kostte slechts 40 cent per maand.
‘Zouden nu echt alle kinderen naar school mogen?’ vroeg Davina zich hardop af. Ze had min of meer verwacht dat Harriat nog steeds naast haar stond maar die was ineens verdwenen. Het was een vreemde gewaarwording om zo in het luchtledige te praten en Davina keek snel om zich heen of niemand haar opmerking had gehoord. Gelukkig was dit niet het geval en Davina haalde opgelucht adem. Het zou voor een buitenstaander raar overkomen om iemand in zich zelf te zien praten.

Vol verwachting keken de kinderen uit naar de eerste schooldag. Op maandag 2 november luidde de bel voor het eerst.

HOOFDSTUK 6

Dirksland, februari 1891
Davina kon een glimlach niet onderdrukken toen ze Harriat zo bezig zag. Zij dacht dat niemand het in de gaten had, maar ze kon haar ogen niet afhouden van de jongeman die naast de schoorsteenmantel stond. Davina wist niet wie hij was en ze probeerde hem te plaatsen. Het was geen familie van Kommertje, dus wellicht was het van de kant van Gerard, haar verloofde. Straks, als er gelegenheid was, zou ze wel eens aan Kommertje of één van haar zussen vragen wie de onbekende vreemdeling was die zo veel indruk maakte op Harriat. Het was tijdens het verlovingspartijtje van Kommertje met Gerard Rinkel, de huisarts en opvolger van hun vader. De gedachten van Davina gingen terug naar de afgelopen maanden. Hun vader had al enige jaren geleden zijn praktijk neergelegd en overgedragen aan Gerard. Natuurlijk was men in het dorp blij dat er een nieuwe huisarts bereid was gevonden om de lege plek te vervullen. In ieder geval leverde het weer heel wat gespreksstof op want de nieuwe dokter was niet getrouwd. Ook Adriaantje liet haar gedachten wel eens die richting opgaan, drie dochters nu getrouwd, een aantal kleinkinderen maar nog steeds waren Davina en Harriat thuis. Als het met Cato en Teun was gelukt, waarom dan niet met Gerard? Regelmatig werd hij op de thee gevraagd en hij nam de uitnodiging ook altijd aan. Vanzelfsprekend waren Davina en Harriat daarbij ook aanwezig. Davina voelde wel aan dat het pogingen waren van moeder om één van hen aan Gerard te koppelen. Hoe lang was Cato nu al met Teun getrouwd? Het grootste verdriet was in de loop der tijd gesleten en het was niet meer dan een speldeprik als Davina aan die tijd terugdacht. Toch waren de bezoeken van Gerard Rinkel anders dan die van Teun. Deze laatste had zichtbaar moeite om weg te gaan en het leek wel alsof hij tegen zijn zin weer naar Sommelsdijk vertrok. Bij Gerard bespeurde Davina soms een duidelijke opluchting als hij weer naar zijn eigen huis kon gaan. Hij beschouwde dit als een verplichting. De jonge arts durfde de uitnodiging van moeder niet te weigeren uit angst onbeleefd te zijn. Davina moest er niet aan denken dat hij haar het hof zou maken. Toen tenslotte de verloving tussen Kommertje Zaaijer en Gerard Rinkel bekend werd gemaakt, zorgde dat voor de nodige beroering in huize Werner. Davina, die de verplichte theebezoeken al meer dan beu was en er steeds meer tegenop ging zien, slaakte een zucht van verlichting. Gelukkig, dit hadden ze ook weer gehad. Harriat, die al jaren bevriend was met Kommertje, kon nu eindelijk haar verhaal kwijt. Vanaf het begin van de ontluikende romance was zij door Kommertje in vertrouwen genomen. Adriaantje stak haar teleurstelling, dat huisarts Rinkel niet één van haar dochters had uitgekozen, niet onder stoelen of banken. Zij was dan ook een aantal dagen danig uit haar humeur. Toen begreep haar echtgenoot ook de ware reden van de theebezoeken van zijn opvolger. ‘Je kunt liefde nu eenmaal niet dwingen,' sprak hij. ‘Dat is ook zo, maar je kunt haar wel een handje helpen,' was haar antwoord.