Meditatie: Een jeugdig roepingsbesef

Van de ‘groten' der aarde licht men graag de doopceel. De jeugd van een mens is volgens sommigen bepalend voor het verdere leven. Ook van de Heere Jezus heeft men getracht het jeugdleven te ontrafelen, overigens zonder succes. Het heeft alleen een aantal legenden opgeleverd. Ze zijn vanwege hun onbetrouwbaarheid niet opgenomen in de Bijbel. Het enige jeugdverhaal van Jezus treffen we aan in Lukas twee. Dit menselijke verhaal is geen wonderverhaal, al spreekt er wel iets wonderlijks uit.
Ze waren naar Jeruzalem gegaan bij gelegenheid van het Paasfeest. Maria, Jozef en hun twaalfjarige Zoon Jezus. Hij werd Zoon der Wet, onder eigen verantwoordelijkheid moest Hij van nu af de geboden der wet onderhouden. Nu werd hij gehouden voor een (half) volwassene. Op de terugweg hebben de ouders Hem uit het oog verloren en hoe zij ook zoeken, Hij blijft onvindbaar. Ze besluiten de weg terug te gaan, een reis van drie dagen en nachten.
In Jeruzalem zoeken ze Hem tevergeefs op hun logeeradres en ze komen ten einde raad terecht in de tempel te Jeruzalem. Zou Hij daar soms kunnen zijn?
En plotseling zien ze Hem daar in één der bijzalen van het grote tempelcomplex. Daar zit Hij temidden van de leraren. Maria, zijn moeder, kan zich niet langer inhouden. Ze stort haar angst uit in die enkele ontboezeming: Kind, uw vader en ik hebben U met angst gezocht! Hoe heb Je dit toch kunnen doen? Een echte moeder, die haar hart laat spreken. Jezus kijkt haar verwonderd aan. Heeft zij Hem - zo lang! - gezocht? Het kon toch bekend zijn waar Hij te vinden was: namelijk in de tempel bij de dingen Zijns Vaders.
Maria sprak over Jozef,- de (stief)vader van Jezus. De Heere corrigeert haar, Hij de Zoon der wet en Zoon van God, spreekt over God, Zijn Vader. Hij is immers de ware, de echte Vader van Jezus. Er vallen al direct lijnen te trekken naar ons leven. Wij, geboren uit ouders en geroepen om hen te eren mogen tegelijkertijd horen, dat wie vader of moeder liefheeft boven Hem, die Hem niet waardig is. Is ook God, onze Schepper niet tegelijkertijd onze Vader? Hij, die machtiger is dan onze aardse vader en Die weet wat wij nodig hebben. Het is goed ons de vraag te stellen of de Heere reeds deze plaats inneemt in ons leven.
Waarom is Jezus eigenlijk achter gebleven in de tempel te Jeruzalem? In de woorden van Maria valt dit verwijt te beluisteren. Is Hij zijn ouders ongehoorzaam geweest? Wie deze geschiedenis tot het einde toe leest, hoort in vers 51 zeggen, dat Jezus zijn ouders onderdanig was. En dat staat er niet voor niets bij! Was het misschien een vorm van nalatigheid, dat Jezus achterbleef? Maar Zijn blijven te Jeruzalem was – meldt ons vers 43 – met opzet geschied. Eigenlijk sprak het voor zichzelf, Hij, de twaalfjarige zoon der Wet en Zoon van God, legt hier getuigenis af van Zijn roepingsbesef. Hij moet van nu af heel bewust bezig zijn in de dingen Zijns Vaders.
Dat behoorde Maria, zijn moeder toch te weten? Maar zij verstonden dit woord nog niet dat Hij tot hen sprak. Gelukkig bewaarde Maria al deze dingen in haar hart.

Bezig zijn in de dingen Mijns Vaders, dat is de roeping van de jeugdige Jezus. Daartoe was Hij in de tempel waar alles Hem herinnerde aan die dingen, die op Zijn Vader betrekking hadden. De tafel der toonbroden, het altaar, de kandelaar, de kist des verbonds en wat er ook maar te zien was aan (tijdelijke) symbolen: wezen die allen niet heen naar God, Zijn Vader.
De tempel was één grote sprake van wat de Heere deed met Zijn volk. En Jezus, zittende temidden der leraren, ondervroeg en luisterde als een rechte leerling naar de zin en betekenis van de dingen rondom Hem.
Dit jeugdverhaal van Jezus is richtinggevend voor Zijn latere optreden als de verlossende Middelaar en Zaligmaker van de Zijnen. Dat is eigenlijk het belangrijkste uit Zijn jeugd wat te vermelden valt. Meer is niet nodig. Maar dit éne mag niet ontbreken, opdat wij verzekerd mogen zijn, dat deze enige en echte Zoon van God altijd vervuld is geweest van de grootste taak, die Hem wachtte. In het jeugdige besef van Zijn Goddelijke roeping ligt de garantie, dat HIJ door God geroepen is tot onze rechtvaardigmaking en heiligmaking.

Deze overdenking stond eerder in Eilanden-Nieuws van januari 1996.