Vraag van de week: Blauw-zo-blauw

Zonlicht is een mengsel van licht van alle kleuren en dit maakt op onze ogen een witte indruk. Wanneer het licht door de atmosfeer valt, wordt het gedeeltelijk van zijn baan afgebogen door luchtmoleculen, maar ook stofdeeltjes, waterdamp en andere verontreiniging in de lucht buigen het van zijn baan af. Als het licht van alle kleuren in dezelfde mate zou worden gebogen, zou de hemel er wit uitzien. De hemel is echter blauw en niet wit en hiervoor moet een reden bestaan. De betrekkelijk korte golven van violet en blauw worden tienmaal sterker verstrooid dan de langere lichtgolven, die wij als rood licht waarnemen. Dit verschil in verstrooiing van het licht veroorzaakt de blauwe kleur van de hemel. De rode lichtstralen, die een lange golflengte hebben, gaan ongestoord door de atmosfeer. De blauwe lichtstralen worden verstrooid en kleuren het uitspansel blauw. Vijftien tot twintig kilometer boven ons - in de stratosfeer - bevindt zich nog maar weinig lucht en praktisch geen verstrooid licht. Een reiziger in een ruimteschip ziet alleen maar de zwarte leegte van het heelal, die slechts wordt onderbroken door het licht dat van de sterren komt.