Vervolgverhaal - Het hart kent zijn eigen bitterheid - Els van Wageningen (11)

Cornelis droomde weer even weg, maar hij haalde zich niets in zijn hoofd. Geld trouwde immers altijd nog met geld. Een eenvoudige schildersknecht zoals hij kwam beslist niet in aanmerking als partij voor één van de dochters van een huisarts. Maar je kon er wel een beetje over dagdromen. Bij het afscheid schudde Davina zijn hand en keek hem lachend aan. ‘Cornelis, ik hoop dat je weer snel op de been mag zijn en je werkzaamheden bij de schilder kunt hervatten.’ Toen boog ze zich voorover en zei zacht, zodat Cornelis het alleen kon horen. ‘Ik vond het heel leuk dat je dacht dat wij engelen waren. Dit hoor je ook niet iedere dag.’ De jongeman werd nog roder dan hij al was en wist niet wat hij moest antwoorden. Davina fluisterde verder: ‘wees maar niet bang hoor, we zullen het aan niemand verder vertellen, dit blijft onder ons.’ Daarna draaide ze zich om en wendde ze zich tot de moeder van Cornelis om afscheid te nemen. Toen vrouw Markwat haar bezoek uitliet mompelde haar zoon tegen zichzelf. ‘Engelen of niet, voor mij zijn jullie engelen en als ik volgende week de boel kom verven, zal ik mijn uiterste best doen om er iets moois van te maken.’

Het engelenidee kon niemand uit zijn hoofd praten. Cornelis Markwat mocht een hoge leeftijd bereiken maar als er in zijn omgeving over engelen werd gesproken, had hij altijd de gezichten van de dochters van dokter Werner voor ogen.

HOOFDSTUK 5

De winter van 1890/1891 ging de geschiedenis in als één van de meest strenge winters die Nederland ooit had gekend. Op 25 november ging de wind uit het noordoosten waaien om voorlopig niet meer te draaien. Eind november werd er al op tal van boerenslootjes en vaarten geschaatst. De grote rivieren begonnen snel dicht te vriezen. Halverwege december was het door de alsmaar voortdurende, harde Oostenwind plaatselijk zo koud dat er verscheidene mensen doodvroren. In het begin van deze kouperiode was het nog prachtig, er kon weer geschaatst worden. Maar na een tijdje werd de pret minder en menigeen maakte zich zorgen over hoe men de komende maanden moest doorkomen. Vooral de armen en daklozen gingen er onder lijden. De bevolking greep werkelijk alles aan om warm te blijven. In Middelharnis en ook in andere steden kropen mensen bijvoorbeeld tegen de muur van de gasfabriek om enigszins warm te blijven. Kinderen sliepen bij gebrek aan winterkleding onder stro en zakken om zich warm te houden.
Langs een weg tussen Stolwijk en Gouda vond men een doodgevroren orgelman. De vorige dag had hij in het nabijgelegen Bergambacht met zijn muziek nog een schaatswedstrijd opgevrolijkt. De kranten stonden vol berichten van omgekomen en verdronken schaatsers.

Vlak voor de jaarwisseling was het in heel Friesland zo verschrikkelijk koud dat er vanaf het kerkdak in Heerenveen enige torenkraaien, oftewel kauwen, dood naar beneden stortten. ‘Dit is heel wat anders dan dat de mussen van de warmte van het dak vallen,’ mompelde huisarts Werner toen hij dit bericht in de krant las. Ook op Flakkee gebeurde er van alles. Allereerst vroor het Haringvliet dicht zodat het eiland geïsoleerd raakte.
Davina en Harriat deelden nu ook een slaapkamer en sliepen in één bed om elkaar met hun lichaam te verwarmen. De beide dames protesteerden tegen deze maatregel, maar hun moeder was niet van haar voornemen af te brengen. ‘Als dit het enige offer is wat jullie moeten brengen, valt er helemaal niets te klagen. Wees blij en dankbaar dat wij niet tot de armsten van de maatschappij horen. Deze mensen hebben het veel slechter dan wij.’ Daar konden de beide zussen niets tegenin brengen en beschaamd bogen zij het hoofd onder deze reprimande van hun moeder.

Overal op het eiland ontstonden er weldadigheidscommissies om aan de armen een extra bedeling te geven. Niet alleen door de kerkelijke en burgerlijke gemeente maar ook door bijdragen van particuliere burgers. Regelmatig verschenen er oproepen daarvoor in de krant. Behalve in Sommelsdijk en Middelharnis. ‘Zou daar de vorst niet zo streng zijn?' vroeg een journalist zich af, ‘of zijn er soms geen armen? Kom, burgers van Sommelsdijk en Middelharnis, wie zal het eerst daarvoor eens opstaan?' De oproep mistte zijn uitwerking niet. Binnen veertien dagen geeft de zangvereniging een uitvoering ten bate van de armen. Bovendien wordt er een collecte gehouden. Cato was één van de collectanten die een rondje Sommelsdijk deed. ‘Bij elkaar hebben we toch mooi een bedrag van ongeveer 300 gulden opgehaald,' verklaarde ze later tegen haar moeder en zussen. ‘Maar daar moest wel eerst een stuk in de krant voor verschijnen voordat de gegoede burgerij hun beurs te voorschijn haalde,' meesmuilde Davina. ‘Als dat stuk niet was gepubliceerd dan weet ik nog zo net niet of er iets was gebeurd.’ Ze keek hierbij Cato spottend aan; die verweerde zich dat het de mannen waren die dit niet zo zagen zitten. ‘Wij hebben er meerdere keren op aangedrongen om iets te ondernemen maar er werd niet geluisterd’, vertelde zij.
‘Ja,ja,’ ging Davina verder, ‘Ik hoor hier net zoiets als het verwijt van Adam toen onze Lieve Heer aan hem vroeg over de appel. ‘De vrouw die U mij heeft gegeven….’
Door de vroeg ingevallen vorst moest ook het vele nog te verrichten veldwerk door de landarbeiders worden gestaakt. De vorst bracht bij de landbouwers en boeren aanzienlijke schade. Zo bevroren onder andere de suikerbieten, uien en de aardappelen. Ook de wortels konden voor het merendeel als verloren werden beschouwd. De gezaaide tarwe en gerst was ook bijna geheel bevroren en moest dus ook worden overgezaaid. Terwijl er op heel het eiland van alles werd geprobeerd om de nood zo veel mogelijk te lenigen werden er in Dirksland plannen gesmeed om te komen tot het oprichten van een school met den Bijbel.