Enkele jonge kerkuilen in een nestkast (Foto: Jan Baks).
Enkele jonge kerkuilen in een nestkast (Foto: Jan Baks).

De kerkuil, een muizenjager die op Goeree-Overflakkee goed gedijt

Een kleine zestig jaar geleden zag het er in Nederland slecht uit voor de kerkuil. Heel slecht. Van de 35.000 broedparen die het land in betere tijden telde, waren er in 1963 nog maar enkele tientallen over.

Strenge winter

Een dramatische achteruitgang, waarvoor Cor Both en Ger Maatkamp van de kerkuilenwerkgroep op Goeree-Overflakkee wel een verklaring hebben. “In een hele strenge winter als 1963 zijn er te weinig muizen. Daarnaast kwamen er op het platteland steeds meer nieuwe schuren, met gesloten damwanden in plaats van hoeken en gaten. En middelen als DDT, die boeren toen veel gebruikten op hun land, zorgden voor vergiftigde muizen.”
Dat dit alles desastreuze gevolgen heeft voor de kerkuilenstand, is helder als je weet dat 99 procent van het menu van deze roofvogel bestaat uit muizen. En dat kerkuilen hun nesten bij voorkeur bouwen in toegankelijke boerenschuren.
"Ze broeden in holtes, holle bomen bijvoorbeeld. In West-Europa zijn kerkuilen cultuurvolgers, waardoor ze veel te vinden zijn in schuren. Zelfs in het stro broeden ze. En wij helpen de kerkuilen door nestkasten in schuren te plaatsen”, aldus Both en Maatkamp, die hun werkzaamheden voor de kerkuilenwerkgroep samen uitvoeren met Daan van der Groef, Arie de Lint en Pieter Both.

Bescherming

De eilandelijke werkgroep ontstond dertig jaar geleden. Na de alarmbel in 1963 waren er tussen 1980 en 1990 overal in het land werkgroepen ontstaan om de kerkuil een nieuwe toekomst te geven. Dit als onderdeel van een landelijk beschermingsprogramma. Op Schouwen-Duiveland was er al een kerkuilenwerkgroep actief, maar in Zuid-Holland gebeurde nog niets. De werkgroep, die in 1990 vanuit NLGO ontstond, was de eerste in de provincie. Initiatiefnemer was Jan-Kees Goedegebuur. Cor Both stond ook aan de wieg.
“We zijn vanaf nul begonnen”, vertellen Both en Maatkamp. “In 1992 hebben we 27 nestkasten geplaatst. De eerste drie jaar hebben we vijftig, zestig kasten gemaakt of gekregen. Inmiddels zijn er honderdzevenenzestig geplaatst op Goeree-Overflakkee.”
De kasten zijn 75 bij 40 bij 45 centimeter groot en voorzien van een gaatje van 12 tot 14 centimeter. Ze staan doorgaans op een donkere plek in de schuur. Kerkuilen zijn immers nachtdieren die overdag slapen. Een extra compartiment in de kast kan de verblijfsplaats nog donkerder maken. “Net een hotel.” Experimenteel is de buitenkast, die in het eerste jaar werd gekraakt door een pimpelmees, maar daarna toch de beoogde vaste bewoners trok.

Broedgevallen

In 1994 noteerde de werkgroep het eerste broedgeval en vloog het eerste jonge kerkuiltje uit. “Hij zat niet in de kast, maar in het stro ernaast”, zegt Cor Both lachend. “Pas in het vierde jaar werd de kast in gebruik genomen.” Het aantal broedgevallen fluctueert, maar liep over een langere periode gezien flink op. In 2019 turfde de werkgroep 38 broedgevallen. In 2020 waren het er 31. Daar zat het duizendste jong sinds 1992 bij.
Behalve met het maken en plaatsen van nestkasten, houdt de kerkuilenwerkgroep zich ook bezig met het controleren – je wilt nu eenmaal graag weten of er wordt gebroed – en schoonmaken ervan. Het ringen van jongen is eveneens een bezigheid. Dit om zicht te hebben op de verspreiding. Op Goeree-Overflakkee ter wereld gekomen kerkuilen zijn aangetroffen tot in Friesland. Andersom telde het eiland ook immigranten, bijvoorbeeld vanuit verre oorden als Helgoland en Schiermonnikoog.

Bijna-doodervaring

Aangereden kerkuilen, ook geringde, liggen soms langs de snelweg. Both: “Dit jaar hadden we 22 verkeersslachtoffers. Bijna allemaal jonge kerkuilen, die leren jagen met gevaar voor eigen leven. Elke kerkuil heeft wel een bijna-doodervaring achter de rug.” De werkgroep is in gesprek met Rijkwaterstaat over het treffen van maatregelen.
Ontwikkelingen op de voet volgen kan door te ringen, maar ook door braakballen uit te pluizen. Ger Maatkamp: “Aan de schedeltjes die je in de braakballen tegenkomt, kun je herkennen welke soorten muizen op Goeree-Overflakkee voorkomen. In 15 tot 20 jaar pluizen hebben we twee voor het eiland nieuwe soorten ontdekt. Dat zijn directe concurrenten van de Noordse woelmuis, die als bedreigde soort op de rode lijst staat. De waterspitsmuis, die je weinig ziet op Goeree-Overflakkee, is ook een rode lijstsoort.”
Tal van scholieren hebben onder leiding van iemand van de kerkuilenwerkgroep al eens een braakbal uit elkaar gehaald om te zien wat er allemaal in zit. Dat hoort bij de educatieve taak, die de werkgroep ook heeft. De kinderen vinden het doorgaans prachtig. “Je kunt schoolklassen niet blijer maken dan door de mededeling dat er volgende week braakballen pluizen op het programma staat”, zegt Maatkamp. “En als het dan zover is, hangen ze aan je lippen…”

Op muizenjacht

Je ziet de kerkuil nauwelijks. Het blijft een mysterieuze vogel, ook omdat de werkgroep niet bekend maakt waar de kasten zijn geplaatst. Dit om de eigenaren, die na tien achtereenvolgende broedjaren een oorkonde ontvangen, niet te confronteren met hordes ongenode bezoekers. En vooral om de kerkuil zelf niet te storen, zodat hij ’s nachts uitgerust op muizenjacht kan. In de winter heeft de rover genoeg aan twee muizen, maar in de zomer kan dat aantal wel oplopen tot twintig: vijf voor vader, vijf voor moeder en twee voor elk jong.

De beschermingsactie die na het rampjaar 1963 op gang gekomen is, heeft effect. In 1970 stond de teller al op honderd broedgevallen en in 2000 kwam het aantal uit op 2000. Volgens Ger Maatkamp en Cor Both is dat een robuust aantal, wat ook blijkt uit piekjaren met ruim 3000 broedgevallen. Dat heeft te maken met het werk van al die kerkuilenwerkgroepen in Nederland. Maar ook met de minder strenge winters en de voor de uilen gezonde muizenstand.

Wie ’s morgens vroeg door de polder fietst en heel veel geluk heeft, kan een kerkuil op een paaltje naast de dijk of de weg zien zitten, spiedend naar een prooi. Wie nog meer geluk heeft ziet hem aan het werk. Jagend op een muis, geruisloos vliegend op een trage vleugelslag…