Vervolgverhaal - Het hart kent zijn eigen bitterheid - Els van Wageningen (5)

Na een aantal zondagmiddagen op de thee te zijn geweest en ook een enkele keer door de week, vroeg Teun officieel bij huisarts en mevrouw Werner om de hand van Cato. De verloving was een feit. Nu braken er drukke tijden aan voor Cato en haar zussen. De uitzet moest afgemaakt worden en wat het belangrijkste was: de trouwjapon. Adriaantje en haar dochters moesten natuurlijk ook in het nieuw, dus werden er vele bezoekjes afgelegd aan de naaisters in het dorp. Het gesprek van de dag was: wie mag de trouwjapon van Cato maken? Het dorp telde twee naaisters maar wie van hen kreeg deze eervolle opdracht? Cato koos voor de volgende oplossing. ‘Ik neem geen naaister uit Dirksland en ook niet uit Sommelsdijk, dat geeft alleen maar scheve ogen. Ik kies voor een naaister uit Middelharnis. Tante Leentje zal mij daarbij helpen; zij heeft nogal wat vrouwelijke kennissen in het dorp, dus zij kan mij het beste adviseren.’ Adriaantje vond dit een heel verstandig besluit. Om de beide naaisters te vriend te houden, en zeker geen concurrentiestrijd aan te wakkeren, had zij ook voor deze oplossing gekozen. Het ene jaar mocht de ene naaister haar jurken maken, het jaar daarop was de andere naaister aan de beurt. Na het huwelijk van Geertje bleven er nog vier dochters over en hun naaiwerk werd ook ‘eerlijk’ onder de naaisters verdeeld. Met de bestelling bij de bakker ging het net zo. Dat leverde wel eens moeilijke gezichten thuis op want het brood van de ene bakker was lekkerder dan dat van de andere. Adriaantje troostte zich met de gedachte dat een jaar immers zo voorbij was, maar iedereen was opgelucht als de ‘lekkere broodbakker’ weer aan de beurt was.

De trouwdatum werd vastgesteld op 7 augustus 1879. Alle plechtigheden zouden plaatsvinden in Dirksland, zowel de huwelijksvoltrekking in het gemeentehuis als de kerkelijke inzegening. De bruiloft werd gehouden op ‘Bouwlust’, de boerderij van de ouders van Teun. Adriaantje greep dankbaar dit voorstel met beide handen aan, het huwelijk van Geertje en Florus, nog geen twee jaar daarvoor, had haar menig hoofdbrekens gekost. Er bevond zich wel een grote tuin achter het doktershuis, maar bij slecht weer ontstond er een probleem om de gasten een goede ontvangst te bieden. Op de boerderij was ruimte genoeg, zowel binnen als buiten. De boerin van ‘Bouwlust’ was een sterke, flinke vrouw die van wanten wist en voor dit gebeuren haar hand niet omdraaide. In het doktershuis werden een aantal gasten ondergebracht zoals familieleden van vaderskant, maar natuurlijk ook Geertje en Florus en ook Wilhelmina en Jo vonden er een warm welkom. Vooral Davina vond dit laatste heerlijk, want hoewel het ergste verdriet weliswaar was weggeëbd, had ze het er bij tijd en wijle nog moeilijk mee. Straks als Cato mevrouw Breesnee zou zijn, dan werd het anders. Twee dagen voor de huwelijksvoltrekking gingen Caroline en Davina samen met hun moeder naar de boerderij in Nieuwe Tonge om te helpen met het maken van de versieringen. Geholpen door een paar meiden en later door een tweetal knechten, om alles op te hangen, werd het achtererf omgetoverd tot een waar groen paradijs. Een ereboog van groen en bloemen en versierd met linten werd bij de ingang neergezet. Uit de keuken stegen heerlijke geuren op en ook het bakhuis maakte overuren. Caroline watertandde bij het idee dat overmorgen al dat lekkers op de tafels stond uitgestald en dat ze daar dan van mocht eten. Haar zussen maakten wel eens spottende opmerkingen in haar richting omdat zij zo van lekker eten hield. Daar was toch niets verkeerds aan?

Caroline besloot eens een kijkje te nemen in de keuken. Daar trof ze de boerin aan die achter het fornuis in een grote pan stond te roeren. Op het aanrecht stond een schaal met eieren, een fles brandewijn en iets wat op suiker leek. Apart stond nog een kom met room. Dit had Caroline nog nooit gezien en nieuwsgierig kwam zij dichterbij. ‘Mag ik vragen wat u daar aan het maken bent?’ vroeg ze ietwat bedremmeld. De boerin draaide zich om en keek haar lachend aan, zij mocht deze dochter van dokter Werner wel. Zij vond dat zijn andere dochters veel te mager waren, dit in tegenstelling tot Caroline. Als ze dan naar haar eigen meisjes keek, die hadden tenminste vet om hun ribben. Wat zou ze graag de zussen een paar weken op de boerderij hebben, moeder Breesnee zou daar wel raad mee weten.
‘Natuurlijk Caroline, maar ik werk wel door, anders mislukt de advocaat.’
‘Advocaat?’ vroeg Caroline die daar nog nooit van had gehoord en meteen aan mannen in zwarte toga’s bij de rechtbank moest denken.
‘Jazeker, een oud familierecept, van moeder op dochter en het smaakt heerlijk. Echt iets voor vrouwen.’
‘Is het een soort pap?’
De boerin schoot in de lach.
‘Zo zou je het kunnen noemen maar dan wel lekkere pap. Als je er te veel van eet word je nog een beetje aangeschoten ook, er gaat behoorlijk wat brandewijn in. Heb je dit nog nooit geproefd?’
Caroline schudde verlegen haar hoofd en de boerin kreeg spontaan medelijden met haar. ‘Arm kind en het is zo lekker, als het straks klaar is, krijg jij het eerste kommetje van mij, afgesproken? Dan moet je eerlijk zeggen hoe je het vindt, wie weet lust je het wel niet, maar eerlijk gezegd kan ik mij dat bijna niet voorstellen.’

Caroline genoot van het schaaltje advocaat. De boerin had er als extra een toef slagroom bovenop gedaan.