Vervolgverhaal - Het hart kent zijn eigen bitterheid - Els van Wageningen (4)

‘Goedemorgen Jans, wat heeft dit te betekenen? Ik heb mij verslapen en nu krijg ik ontbijt op bed?’
‘Gaat u maar snel weer terug in bed, het is in opdracht van uw moeder. Zij heeft ook gezegd dat u zich niet moet haasten en rustig aan mag doen. U schijnt gisteravond een zware hoofdpijnaanval te hebben gekregen en uw moeder wil u vandaag een beetje ontzien. Zit u goed in de kussens of zal ik ze anders opschudden? Nee? Hier is uw ontbijt en ik wens u eet smakelijk.’
‘Dank je wel Jans, ik breng het straks wel mee terug naar de keuken.’
‘Ik zal eerst de gordijnen open doen en het raam een stukje openen. Het schijnt een heerlijke voorjaarsdag te worden.’

Met een warme blik keek Davina de dienstbode na. Oude, trouwe Jans, het zou niet lang meer duren voordat ze met haar werkzaamheden voor de familie Werner zou stoppen. Ze werd al een dagje ouder en dat begon Jans ook goed aan haar lichaam te merken. Vooral het trappenlopen ging haar wat moeilijk af en Davina voelde zich schuldig omdat Jans nu haar ontbijt naar boven had gebracht. Als zij op de normale tijd wakker was geworden had dit Jans weer een loopje bespaard. Wat nog erger was, Davina had helemaal geen trek in ontbijt. Met een moeilijk gezicht bekeek ze de pap en het eitje. Een eitje was toch wel iets bijzonders, dat kregen ze alleen maar ’s zondags.
Nu, zomaar op een doordeweekse morgen was een traktatie, zelfs voor een dochter van de huisarts. Na haar gebed begon Davina met lange tanden te eten. Een paar hapjes van de pap en dan toch maar proberen het eitje naar binnen te krijgen. Tijdens het eten bemerkte Davina dat ze toch meer trek in eten had dan ze in eerste instantie dacht. Het eitje ging er helemaal in en ook de helft van de havermoutpap verdween. Davina bleef nog even in bed zitten, zette het dienblad opzij en stond toen resoluut op. Ze kon het nu wel blijven uitstellen, hier in de veilige beslotenheid van haar kamer, maar beneden was wel Cato. Ze kon haar zus niet ontlopen en Davina moest dit toch onder ogen zien. Ze kon wel hopen dat heel de vrijage met een sisser zou aflopen. Dat Cato bij nader inzien het huwelijksaanzoek van Teun zou afwijzen. Maar daar leek het niet op en dit was dan ook ijdele hoop. Davina zuchtte eens diep, hoe ze hier echter mee om moest gaan, wist zij niet. Eén ding stond vast: Cato, mocht nooit iets te weten komen van haar gevoelens voor Teun. Mocht ze boos zijn op Cato, mocht zij haar zus verwijten maken dat zij ook gevoelens koesterde voor Teun? Cato kon er toch ook niets aan doen en ook niet dat Teun meer aandacht voor haar zus had getoond dan voor haar, Davina. Teun zou nu ook vaker over de vloer komen dan voorheen en daar moest zij ook mee leren leven. Davina kon hem niet ontlopen. Ze sloot haar ogen toen ze dit bedacht, ze moest sterk zijn, haar gevoelens de baas blijven en vooral niets, maar dan ook niets laten blijken wat er in haar omging. Alleen aan het papier kon ze haar gevoelens en gedachten kwijt. In die tijd schreef ze lange brieven aan haar vriendin Wilhelmina Beck die in Amsterdam woonde. Ze hadden elkaar op kostschool ontmoet en er was een vriendschap ontstaan voor het leven. Wilhelmina die van haar gevoelens voor Teun op de hoogte was steunde Davina zo goed als ze maar kon. Zodra er een brief uit Dirksland arriveerde probeerde Wilhelmina zo snel mogelijk te reageren. Davina had vaag het gevoel dat haar moeder ook wel iets vermoedde, maar er werd niet over gesproken. Het waren maar kleine dingen die een buitenstaander niet op zouden vallen. Een klein kneepje in haar wang, een hand op haar arm en een liefdevol knikje. Davina was dankbaar voor dit medeleven want zij vond het erg moeilijk om hier mee om te gaan.

Zolang Teun niet op bezoek kwam, althans in de familiekring, viel het allemaal nog wel mee, vond Davina. De eerste zondagmiddag toen hij op de thee kwam, was het zwaarst van allemaal. Cato die met een stralende blik om zich heen zat te kijken, Teun één en al glimlach, het goedkeurende knikken van haar ouders. Het deed zo'n pijn van binnen. Ik had daar moeten zitten, deze gedachte flitste door het hoofd van Davina. Cato heeft het recht niet… Davina schrok hier van en meteen boog ze haar hoofd. Vechten Davina, niets laten blijken. Dapper glimlachend probeerde ze het gesprek te volgen, maar haar gedachten vlogen alle kanten op. Davina vond het een ware bezoeking en ze was blij toen Teun aanstalten maakte om weer naar huis terug te gaan.
Bij het afscheid durfde ze hem bijna niet aan te kijken, bang als Davina was dat hij, dwars door haar heen, in haar hart kon kijken.
‘Dag Davina, ik vond het leuk om je weer eens te ontmoeten. Tot de volgende week zullen we maar zeggen, misschien hebben we dan wat meer tijd om te praten.'
‘We zullen zien Teun, tot volgende week.' Davina had moeite om deze woorden uit te spreken, maar het lukt haar toch dit zonder haperen te doen. Maar wat bonsde haar hart en wat deed het haar pijn Cato en Teun samen te zien. Zoals die zondagmiddag dat ze samen op een bankje in de tuin zaten, niet helemaal alleen, want dat was onfatsoenlijk. Uit het huis hielden een paar ogen hen nauwlettend in de gaten. Ook zaten ze met gepaste tussenruimte naast elkaar. Davina bekeek hen vanuit haar slaapkamerraam, half verscholen achter het gordijn. Ze zag hoe heel voorzichtig de hand van Teun die van Cato zocht en hoe hun handen in elkaar vlochten. Met een ruk draaide Davina zich om, ze kon het niet langer aanzien. Op den duur zou het toch wel minder worden of niet soms?