Vervolgverhaal - Het hart kent zijn eigen bitterheid - Els van Wageningen (2)

Iedere keer als zijn naam werd genoemd, gewoon, terloops in een gesprek, dan leek het net alsof haar hart stil stond, om daarna in een snel tempo verder te slaan. Onder het theedrinken keek hij haar altijd zo oplettend aan dat zij zich verlegen voelde onder zijn blikken. Bedeesd sloeg Davina dan haar ogen neer. De laatste keer, of was het nu verbeelding, leek het net alsof hij haar een knipoog gaf. Als dat geen teken aan de wand was… Als Davina met haar moeder of zussen bij tante Leentje op bezoek ging, die ook aan de Voorstraat in Sommelsdijk woonde, kwamen ze langs zijn huis. Davina hoopte dat Teun dan net de deur uitkwam en een praatje met hen zou maken. Helaas bleek deze hoop ijdel, want het gebeurde nooit.

In gedachten zag Davina zichzelf al in de salon zitten, bordurend aan een rozenkusen, met een paar kinderen om haar heen. Als zij aan dit laatste dacht, dan sloeg haar hart helemaal op hol en bang als zij was dat iemand iets aan haar zou merken, probeerde zij haar gedachten op iets anders te richten. Echter, eenmaal thuis, op haar kamer, kon zij ongestoord dagdromen, dan liet zij haar gedachten de vrije loop. In spanning wachtte zij af wanneer Teun Breesnee de eerste stap zou zetten om haar het hof te maken. Deze middag zou het gebeuren, Davina wist het zeker. Juist toen ze naar beneden wilde gaan zag ze Jans, de dienstbode, naar de voordeur lopen. Niet veel later hoorde Davina haar praten tegen een mannelijke bezoeker. Ze bleef staan en spitste haar oren, aan de stem te horen was het Teun Breesnee. Die kwam natuurlijk weer over een of ander ziektegeval met vader praten. Ze hoorde vaag dat Teun naar de welstand van Jans informeerde, maar wat Davina nog vreemder vond, was dat Teun niet naar de spreekkamer van haar vader werd gebracht. Hij verdween met Jans naar de salon waar ook moeder aanwezig was. Er verscheen een brede lach op het gezicht van Davina. ‘Dit is wel heel bijzonder’, sprak zij in zichzelf. Teun die niet in de spreekkamer maar in de salon werd ontvangen én in aanwezigheid van moeder. ‘Nu gaat het beginnen.’

Er werd op de slaapkamerdeur geklopt. Davina die zat te dromen over Teun, schrok op uit haar mijmeringen. Snel stond zij van haar stoel op en liep naar de deur. Voor haar stond Caroline die haar verwijtend aankeek. ‘Waar blijf je nu? Je weet toch dat we zo gaan eten en vader houdt niet van laatkomers. Schiet nu maar op.’ Caroline draaide zich om en liep naar de trap. Davina mompelde iets van een excuus en ‘dank je wel’ en liep achter haar aan. In de eetkamer waren haar moeder en Cato al aangeschoven. Davina nam plaats tegenover Cato en het viel haar op dat deze behoorlijk rode wangen had. ‘Heb je teveel in de zon gezeten?’ vroeg zij dan ook aan haar. Cato keek haar verbaasd aan en Davina ging verder, ‘omdat je zo rood ziet.’ Het resultaat van deze opmerking was dat Cato nog roder werd. Ook haar ogen hadden een onnatuurlijke glans. ‘Voel je je soms niet lekker?’, maar Cato schudde haar hoofd. Inmiddels was dokter Werner ook de kamer ingekomen en nam plaats aan het hoofd van de tafel. Na een kort gebed kon de maaltijd beginnen. Dokter Werner hield niet van druk gedoe tijdens het eten; dat was volgens hem behoorlijk slecht voor de spijsvertering en daarom werd de maaltijd grotendeels in stilte doorgebracht.

Na het eten pakte de dokter de bijbel en las een hoofdstuk daaruit. Na het dankgebed ruimde Jans, de dienstbode, af en begaven de huisarts en zijn gezin zich naar de salon. Davina kreeg geen gelegenheid om bij Cato te informeren wat er nu met haar aan de hand was, want de dokter nam het woord.
‘Zo meisjes, ik wil jullie, ook namens moeder, van iets op de hoogte brengen. Zoals jullie weten komt mijn collega dokter Breesnee regelmatig hier over de vloer. Ik vind het fijn om met hem te praten over de medische ontwikkelingen en daarnaast is het prettig gezelschap. Wij kunnen veel van elkaar leren, maar er is nu ook een ander belangrijk iets bijgekomen. Vanmiddag is hij weer op bezoek geweest en dat gold alleen moeder en mij, daarom wisten jullie er niets van af.’
Het hart van Davina stond stil, ja daar kwam het. Zij had de grootste moeite om zich goed te houden. Als vader dit straks bekend maakte moest zij zich van de domme houden, net alsof het een grote verrassing was. Ongemerkt ging Davina wat rechter zitten en met een open blik keek zij haar ouders aan. Dokter Werner schraapte zijn keel en ging verder. ‘In ieder geval zal Teun vaker op bezoek komen en dan niet alleen voor medische zaken. Vanmiddag heeft hij onze toestemming gevraagd om nader kennis te maken met onze,’ hier hield hij even op en knikte vriendelijk in de richting van zijn dochter, ‘Cato. Wij hebben vlak voor het avondeten met haar gepraat en zij heeft ook haar goedkeuring gegeven. Wij hopen van ganser harte dat hieruit een verbintenis voor het leven zal ontstaan.’

Het was een ogenblik stil, toen sprong Davina uit haar stoel en liep op Cato af. ‘Wat is dat leuk, van harte gefeliciteerd Cato, vandaar dat je er zo verhit uitzag toen we gingen eten. Ik was al bang dat je iets onder de leden zou hebben, maar nu begrijp ik alles.’ Davina maakte plaats voor Caroline en ook Harriat feliciteerde haar zus. Cato nam met een gelukzalig gezicht de felicitaties in ontvangst. ‘Aanstaande zondagmiddag komt Teun bij ons theedrinken,’ deelde dokter Werner mede. Davina liep naar haar moeder toe en fluisterde in haar oor. ‘Moeder, ik trek mij even terug, ik voel mij niet zo lekker. Ik heb het idee dat er een zware hoofdpijn komt opzetten.’ Mevrouw Werner knikte haar toe. ‘Je ziet inderdaad wat witjes, neem maar een hoofdpijnpoeder uit de apotheek.’