Meditatie: Gebaande wegen

De ware pelgrims zoeken hun sterkte in God. Die sterkte hadden zij op hun reis naar Jeruzalem ook wel nodig. Naar Jeruzalem gaan was in die tijd een hele onderneming. Het was echt geen zorgeloze pleziertocht in een comfortabele touringcar langs geasfalteerde wegen. Motorisch voortgedreven vervoermiddelen waren in die tijd niet bekend. Men reisde te voet of op ezel en kameel. De reis ging over lieflijke hoogten met heerlijke vergezichten, maar ook door diepe dalen die afschrikten. Berucht was het barre 'Bakadal'... het 'tranendal'. Het was een dal vol verschrikking. Het was er snikheet zonder verkwikkend water. Het betekende een grote beproeving.
En wat de wegen in Palestina betreft, die waren uitgesproken slecht. Ze waren smal, hobbelachtig, met stenen bezaaid, vol kuilen en niet onderhouden. Alleen tegen de tijd van de grote feesten werd er wat aan gedaan. Dan werden ze 'gebaand'. Hindernissen en belemmeringen werden opgeruimd, opdat de feestgangers op weg naar Jeruzalem sneller voort konden.

Nu zegt de psalmdichter: die mens is welgelukzalig, welke deze gebaande wegen in zijn hart heeft. Niet alleen in zijn hóófd, maar ook in zijn hart. Wil dat zeggen, je geheel onttrekken uit de wereld om in afzondering met God te verkeren? Neen, want ook de gelovige heeft een taak in de wereld, die men niet mag verzaken. Maar men moet met die gebaande wegen bezig zijn. Ons leven moet er door beheerst worden. We moeten het hart op de wegen naar Sion zetten. Met heel het hart uitgaan naar de dienst van de Heere. Daarin zijn lust en zijn leven hebben. Luther heeft ervan gezegd: "Het betekent, van harte wandelen in de Wet en de inzettingen van God". Calvijn verklaarde: "Langs die weg zullen zij zich met heel hun hart voortspoeden. Dat is meer dan alleen maar over de weg naar Sion práten." Het gaat ten diepste om de beoefening van de ware godsvrucht.

Wij kunnen deze woorden ook létterlijk nemen: "In welker hart de wegen gebaand zijn". Het hart van de mens is door de zonde als een wildernis geworden. Een dorre, dode woestijn. Er is geen begaanbare weg. Lees maar na, wat de Heere Jezus over het hart van de mens zegt (o.a. in Markus 7:21-23). Die woeste wegen moeten gebaand worden. Ons hart moet vernieuwd worden door de Heilige Geest, middels het Woord van God. Het hoge moet vlak, het kromme moet recht worden. Het moet er door in orde worden gemaakt. David leerde de boosheid van zijn hart kennen en bad: "Schep mij een rein hart, o God..." Hoe nodig te bidden:

"Neig mijn hart en voeg het saam,
Tot de vrees van uwe Naam."

Een gebaande weg is geen gemakkelijke weg. Het is geen Paradijsweg. Het is een weg vol moeilijkheden, bezwaren en verdrukkingen. Het 'Bakadal', het hete, grauwe tranendal, is er niet onbekend. Welgelukzalig evenwel is de mens wiens sterkte in de Heere is, de trouwe Verbondsgod. In wiens hart de gebaande wegen zijn. De wegen door God in oneindig erbarmen ontsloten in de Heere Jezus Christus. De Zoon van God heeft de gebaande weg Zelf geëffend en vast gemaakt in Zijn verzoenend lijden en sterven. Hij is daartoe over Golgotha en de Olijfberg, de weg van lijden tot heerlijkheid, gegaan. De gebaande weg is Hij, Hij alleen. Het is de weg waarlangs Hij in goedertierenheid en ontferming Zijn Gemeente leidt tot de zaligheid.

Zo wordt het reisdoel bereikt. Niet door eigen kracht. Maar door de kracht van de Heere. Hij is de Krachtbron. Dat lezen wij in vers 8a: "Zij gaan van kracht tot kracht". Waarbij de kanttekeningen op de Statenvertaling aantekenen: "of, van sterkte tot sterkte, dat is, om het zeerst en hoe meer zij gaan, hoe lustiger zij worden, totdat zij eindelijk aan het huis van God aankomen". Hoe verder zij vorderen, hoe meer hun kracht schijnt toe te nemen. Zij zullen Sion bereiken: "een iegelijk van hen, zal verschijnen voor God in Sion". Een iegelijk van hen. De sterkste in het geloof, maar ook.de zwakke. Eikenboom en gekrookt riet. Zij treden het hemels Jeruzalem binnen. Er blijft niemand achter, maar allen zingen in jubelzang: "onze voeten zijn staande in Jeruzalem!" Zo staat vast en moge dat ook door wie dit leest, zo worden ervaren:

"Welzalig hij, die op U bouwt,
En zich geheel aan U vertrouwt" .

Deze overdenking stond eerder in Eilanden-Nieuws van februari 2002.