Vervolgverhaal - Joke Verweerd – Snoeitijd (95)

Hij laat haar gaan en kijkt haar na tot ze in de mensenmassa verdwijnt. Donderdagmorgen om tien voor half acht landt ze in Auckland als alles goed gaat. De vreemde leegte die hem overvalt, kun je nog geen opluchting noemen. Chiel loopt terug naar de koffiebar, maar de koffie die hij bestelt staat hem tegen. Nu zal ze wel in het toestel zitten, ze is onderweg. Even later meldt het scherm dat toestel 9314 van Cathay Pacific vertrokken is.
Hij is erg alleen hier. Misschien komt dat door de krioelende mensen om hem heen. Iedereen is onderweg, gehaast of verveeld wachtend.
Effi’s armband voor zich op het tafeltje leggend stelt hij zich voor hoe Effi Aijsa ontvangen zal. Hoe ze, zonder zich op te dringen, Aijsa een plaats en veiligheid zal bieden. Bij alle beslissingen zullen zorg en liefde de drijfveren zijn. Aijsa en haar baby kunnen het niet beter treffen. Effi zal er zijn, op een afstand als dat moet en nabij als dat kan. Misschien hoopt ze dat het op Gold Apple Garden geboren wordt.
Chiel verbergt zijn gezicht in zijn handen. Hij kan er niet meer omheen, hij moet dichterbij komen. Het kan niet meer op de oude manier. Nu wil hij weten waarom ze zei: ‘Het heeft geen gevolgen. Definitief niet!’ En ze zal zeggen waarom ze zo huilde toen ze de jongste Jameson in haar armen hield.
Niet eerder heeft hij zo’n verlangen gevoeld, nooit eerder. Hier kan hij niet mee omgaan als God er buiten blijft. Dít zal dus bidden zijn.

Toch is Chiel op Meijlanden voordat hij het weet. De wegen waren ongekend rustig en dat leek op hem zijn weerslag te krijgen. Kome wat komen moet. Dat past ook wel bij hem, hij kan gemakkelijker leven met feiten dan met plannen. Op het politiebureau luistert men met enige verbazing naar zijn verhaal. Ze krabbelen wat onder hun pet, vinden het netjes dat hij het komt zeggen en het is goed dat hij de brief van Aijsa en een kopie van haar paspoort kan laten zien. Hij wordt doorgezaagd over zijn motieven. Of hij misschien zelf iets met het meisje heeft? Chiel kan maar net de neiging bedwingen om op zijn voorhoofd te wijzen.
‘Nou ja, je komt hier ergere dingen tegen!’ zegt de agent op zijn pen kauwend.
Chiel schuift zijn stoel achteruit. ‘Ik doe dit uit voorzorg; ik wil niet dat u achteraf zegt van niets te weten. En mocht het vanavond of morgen uit de hand lopen, dan weet u de melding in te schatten.’
‘Ooit ambities gehad om agent te worden?’ waagt de man achter het bureau.
‘Ik moet u hevig teleurstellen.’ zegt Chiel droog.
Nu naar Meijlanden.
Het oogcontact met Catharina bij zijn binnenkomen weerspreekt haar boosheid van vanmorgen. Er is geen tijd om te praten. Lodewijk, die strompelend door de huiskamer ijsbeert, moet gekalmeerd worden. Dat blijkt dus vergeefse moeite.
Lodewijk blijft onrustig en als Chiel voorstelt dat Catharina mee zal gaan naar de vergadering wordt Lode nog nerveuzer. ‘Jíj zou meegaan! Nou moet je me niet laten zakken, maat!’
‘Maar wat weet ik nou van dit soort zaken? Waarom gaat die Van Eerden niet met je mee? En het betreft toch ook Catharina’s leven? Ik blijf wel op Mijntje passen.’
Ook al weet Catharina waarom hij daar voor kiest, ze praat hem toch om.
‘Ik vind dat Lodewijk moet weten wat er aan de hand is!’ fluistert Chiel haar toe in de keuken.
‘Dat kan niet nu! Na de vergadering vanavond, dan mag je open kaart spelen. Niet eerder!’
‘En als er narigheid komt? Vanavond?’
‘Dan bel ik eerst de politie en dan jou! De politie is op de hoogte toch? En jij hebt je mobiel in je zak! Niet opjutten, Chiel. Maak me nu niet banger dan ik al ben!’ zegt ze door de stoomwolk van het afgieten van de aardappels heen.
‘Ik ben het er niet mee eens!’
‘Laten we eerst Willemijn afwachten dan!’
‘Oké!’ geeft Chiel zich gewonnen en daarna stort hij zich met een voor hem ongebruikelijke vaart op de telefoon die overgaat. Hij heeft maar net de tegenwoordigheid van geest om ‘Van der Meij’ te zeggen, de g van Gold Apple Garden lag al achter in zijn keel.
‘Wie is dat?’ vraagt Lode verbaasd om Chiels snelle actie en Catharina komt er voor uit de keuken. Chiel legt na enige seconden de telefoon plompverloren neer.
‘’t Gaat over boxershorts,’ zegt hij, alsof hij twijfelt aan zichzelf, ‘een jongeman die me wilde verrassen met het feit dat ik zo’n ding opgestuurd krijg als ik het antwoord wist op een vraag!’
‘Nou?’ zegt Lode nieuwsgierig.
‘Voor wie zie je me aan! Voor gekke Henkie?’ spuugt Chiel zijn afschuw.
Dan wordt er gelukkig gelachen en dat heft de spanning voor even op.
‘Ga nou eens zitten,’ zegt Chiel als hij tenslotte uitgelachen is, ‘als je zo doorgaat, moet ik je vanavond in Mijntjes rolstoel het gemeentehuis binnenrijden.’
Die opmerking komt hem weer duur te staan, maar hij verdraagt het om Catharina’s wil.
Wel zet hij resoluut de fles jenever in de kast.