Teun van Kempen maakte heel veel mee in zijn leven, maar houdt niet van klagen:
Teun van Kempen maakte heel veel mee in zijn leven, maar houdt niet van klagen: "Je moet ademhalen en doorgaan." (Foto: Pauline Hof)

Oud & Wijs: Teun van Kempen uit Oude-Tonge: ”Ik heb een opgewekte geest en zag altijd wel een lichtpuntje”

Zijn wieg stond in Oude-Tonge. Hij maakte de oorlog bewust mee. “Het was spannend. Als kleine jongens gingen we graag naar de neergestorte vliegtuigen kijken, maar dat leerden we snel af. Het was levensgevaarlijk. De kogels vlogen om je oren.” Zijn vader handelde in uien, wortelen en aardappelen. Hij exporteerde naar Engeland. Dat kwam in de oorlog stil te liggen, maar hij kon handel kwijt in Duitsland en Nederland. “Wij hebben gelukkig geen gebrek gehad. In februari/maart 1944 kregen we een briefje. Een groot deel van Overflakkee zou door de bezetter ter verdediging onder water worden gezet. Halsoverkop moesten we de het huisje verlaten."

Het gezin, dat vier kinderen telde, kon terecht in het gebombardeerde Rotterdam. Een zakenrelatie, een exporteur, had een paar kamers van een woonlaag ter beschikking boven een pakhuis aan de Rotte. Teun maakte er de hongerwinter mee. “Ik werkte in die periode in Schiedam bij Vrijmoed Spinwieljenever. Zestien was ik. Ik verdiende er zes gulden per week. Eén gulden was voor de tram en vier waren er voor een fles jenever. Mijn vader had nog steeds het lijntje met Flakkee. In Middelharnis en Sommelsdijk stond geen water. Die fles jenever was goud waard. Met de beurtschipper werd die naar Flakkee gestuurd. De mannen op Flakkee waren dol op hun borrel en wij ruilen die voor aardappelen, uien en graan. Weet je, dat een mud graan in die tijd 5000 gulden kostte? Mijn vader ging dan met een handkar de goederen, die terugkwamen met de beurtschipper weer aan de Coolhaven ophalen. Levensgevaarlijk was dat. Er ging altijd een agent met hem mee. Al snel gingen er meer flessen van personeel van de jeneverstokerij die kant op. Van alles werd er gedaan om voedsel te krijgen. Gelukkig hebben wij zo wel altijd te eten gehad.” Het was een moeilijke tijd. “Ik zag paard en wagens rijden vol met lichamen, wel tien tot twaalf tegelijk.” Dat zijn natuurlijk geen beelden voor het netvlies van een jonge jongen, voor niemand trouwens. “Er was zoveel leed. Toen de bevrijding kwam, was ik blij, maar voor mij zat er toch ook altijd een zwart randje aan.”

Getekend

In de zomer van 1945 keerde het gezin terug in Oude-Tonge. Er had een meter water gestaan. Al die zoute troep op het land had de grond geen goed gedaan. Er werd opgeruimd en op het land werd gips gestrooid om het zout te binden. In 1946 konden ze weer zaaien en poten. Langzaam kwam het allemaal weer een beetje op gang. In 1947 werd Teun opgeroepen voor de militaire dienst. Hij kon direct naar Nederlands-Indië. De periode die volgde, hij zou twee jaar wegblijven, heeft zijn leven getekend. “Het is me niet in mijn koude kleren gaan zitten. Er is geen dag, dat ik er niet aan denk. De reis ernaar toe in 1948, was leuk: jonge jongens op avontuur. We maakten plezier. We dachten dat we de orde en rust gingen herstellen. We hadden zulke verkeerde verwachtingen. Bij aankomst bleek de situatie heel anders. We moesten met een bataljon van 800 man een gebied bestrijken zo groot als Nederland. Overal zaten extremisten, die vochten voor een vrij Indonesië. Het heeft zoveel doden gekost. De eerste die sneuvelde was Peter Wielhouwer, mijn slapie. Hij sliep zes maanden lang in het bed naast het mijne. Hij werd van zijn motor afgeschoten door een sluipschutter. Van de 130.000 oorlogsvrijwilligers en dienstplichtigen, die zijn uitgezonden, zijn er 6258 omgekomen. Ik ben nog steeds van mening, dat dat aantal lager had kunnen zijn door onderhandeling.”

Teun was blij toen hij naar huis ging. “Je bent opgelucht dat je het hebt overleefd. We kwamen aan in Amsterdam. We werden in de bus gestopt en dat was dat. Je kreeg een tientje voor elke maand die je had gediend, je leverde je spullen in en er is nooit meer naar ons omgekeken. Het beleid had gefaald en de militairen waren de kwaaie pier. Dat had natuurlijk nooit zo mogen gebeuren.” Op de vraag hoe een man van rond de twintig met zoveel ellende omgaat, heeft hij eigenlijk geen antwoord. “Je wordt gehard. Je leert ermee omgaan. Tegelijkertijd waren er ook mooie dingen, zoals de kameraadschap onderling. Eenmaal terug heb ik het achter me gelaten. Niet achteromzien. Ik moest door.”

Verdrietig

In 1950 trouwde hij met Adrie Potappel, de zus van een goede vriend, waar hij mee correspondeerde. Tijdens de ramp in 1953, die hij in Oude-Tonge meemaakte, zat hij twee volle dagen op zolder. Het huis van de buren was op een klein stukje na volledig ingestort. Hij probeerde de buren te redden evenals diens dochter en schoonzoon en hun twee kinderen van twee en vier. Maar toen de buren op het vlot stapten, vielen ze in de water. Het gezin van de dochter overleefde wel. Het is natuurlijk verschrikkelijk om twee mensen voor je ogen te zien verdrinken. Hoe pak je dan de draad weer op? Teun kiest zijn woorden bedachtzaam. “Natuurlijk was ik verdrietig. Ik heb wel aan het geloof altijd veel steun gehad. Verder denk ik dat ik gewoon een opgeruimde geest heb. Ik zie altijd wel een lichtpuntje.”

Met zijn vrouw kreeg hij vijf dochters en een zoon, Rinus. Het was een lief blond jongetje met kleine krulletjes. Hij overleed op driejarige leeftijd. Hij stak de weg over om stekelbaarsjes te gaan vangen en werd geschept door een auto. “In de periode na het overlijden van Rinus ben ik gewoon hard aan het werk gegaan, zoals ik altijd deed. Dat heeft me er doorheen geholpen. De dagelijkse dingen doen. De meisjes eisten ook hun aandacht op en dan ga je gewoon door. Ik herinner me het beeld nog zo goed van de dag van de begrafenis. Dat we ’s avonds aan tafel zaten. Mijn vrouw en ik elk aan een kop en de meisjes aan de lange kanten en dat de stoel van Rinus leeg was. We hebben later overigens nog een zoon gekregen. Die hebben we weer Rinus genoemd.”

Dienen

Heeft al dat leed hem ook iets gebracht? Teun knikt bedachtzaam. “Ik zie dingen graag positief. Ik wilde wat voor anderen betekenen. Het voelde als mijn plicht om iets met mijn ervaringen te doen. Die stijl van leven is vooral dienen. Ik heb 32 jaar in het kerkbestuur gezeten. Ik had de portefeuille gezinszorg en maatschappelijk werk en heb me er later ook jaren voor ingezet, toen dat één instantie moest worden.” Toen Teun 60 werd in 1988, verkocht hij zijn bedrijf en ging met pensioen. “Ik ben met mijn vrouw een maand naar Indonesië geweest en heb alle posten bezocht, waar ik eerder was geweest. Ik heb genoten van die reis. De mensen zijn zo open en vriendelijk. Ze zijn het niet vergeten, maar hebben wel vergeven. Hier wordt nu nog geklierd over excuses maken. Daar hoor je ze niet over.”

Teun heeft zich ook ingezet voor oorlogsveteranen en het realiseren van vier Indië-herdenkingsmonumenten op het eiland. Hij ontving er een onderscheiding voor. Op scholen geeft hij voorlichting aan kinderen. “We leven nu in 2020, 75 jaar in vrijheid. Ik kan niet over vrijheid en de bevrijding praten zonder het over Nederlands-Indië te hebben. Het blijft actueel. Vrijheid is nog steeds niet vanzelfsprekend. Er is nog steeds oorlog op de wereld. Ruziemaken zit in de mens. Het is van alle tijden. Ik heb er weinig hoop op dat er nooit meer oorlog zal zijn. Maar ik zie uit naar een nieuwe wereld waarop gerechtigheid heerst.”

Corona

Sinds een jaar woont Teun in Ebbe en Vloed. Hij is mantelzorger voor zijn vrouw Adrie, met wie hij vorige week 68 jaar getrouwd was. Ze lijdt aan dementie. “Ik zal je zeggen dat ik deze coronaperiode het lastigste vind waar ik ooit heb voorgestaan. Maar ja, dat is ook logisch, want ik zit er nog middenin. Dan ervaar je dat zo. Eerst waren we drie maanden in huis opgesloten en nu zijn we nog steeds beperkt. Ik kan het niet naar mijn hand zetten.” Wie zijn levensverhaal hoort, zou kunnen begrijpen, als Teun van Kempen zuur en bitter zou zijn geworden, maar niets is minder waar. Hij is een vrolijke man, die veel en vaak breeduit lacht. “Als ik terugkijk, denk ik juist: Met alle ups en downs heb ik een mooi en gezegend leven gehad.” Hij pakt een familiefoto. "Kijk, we zijn nu met zeventig man, alles bij elkaar. Dat is toch geweldig?”

Het gezin Van Kempen (Foto: privéarchief T. van Kempen).
Teun van Kempen in dienst (Foto: privéarchief T. van Kempen).
Het graf van Peter Wielhouwer (Foto: privéarchief T. van Kempen).