Afbeelding

Neem en lees: ‘Vergeving verandert je gezin’

Voor wie is dit boek bedoeld? Voor vaders en moeders die ernaar verlangen hun kinderen christelijk op te voeden. Tegelijk komt de vraag op: wat houdt een christelijke opvoeding in de praktijk in? De kern is dat in een christelijke opvoeding een kind geleerd wordt God lief te hebben boven alles en andere mensen als zichzelf. In deze uitgave gaan we dieper in op het belangrijkste aspect van die liefde, namelijk de vergeving van zonden door het bloed van Jezus Christus en de gevolgen van die vergeving voor het samenleven van mensen. Over die vergeving kunnen we lezen in het hele Evangelie, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament, als een geschenk van Gods genade.

Het boek bestaat uit 10 hoofdstukken, naast tips voor gespreksvragen voor opvoedkringen, en een literatuurlijst voor verdere studie.

Wat kun je in dit boek verwachten?

Gelijk in het eerste hoofdstuk maken we kennis met een vader en een moeder die vertellen over vergeving in hun gezin. In het volgende hoofdstuk wordt de basis gelegd voor de rest van het boek, als we nagaan wat de Bijbel over vergeving zegt. Dan volgen vier hoofdstukken over vergeving in het dagelijkse gezinsleven, met als kern: waar vinden ouders hun inspiratie? Hoofdstuk 7 en 8 behandelt de belangrijke rol van ouders in het leren vergeven van kinderen. Het eigen voorbeeld is toch vaak doorslaggevend. Hoe vergeven ouders hun kinderen en hoe leren ze hun kinderen om vergeving vragen? Laten we wel bedenken dat kinderen leren vergeven is een leerproces met haken en ogen en vraagt om een lange adem. De vraag is hoe sterk je bij kinderen moet aandringen op vergeving. En moet een kind ook vergeven als de ander geen schuld bekent? Het kan ook zijn dat de ander het kind emotioneel iets aangedaan heeft, wat hem/haar enorm raakt, zodat het lijkt alsof er geen herstel mogelijk is. In hoofdstuk 9 wordt ingegaan op de grenzen aan vergeving. Het laatste hoofdstuk gaat in op specifieke vragen van ouders over vergeving in hun gezin. Dit is globaal de inhoud van dit instructieve, maar ook bewogen en pastoraal getint boek.

De praktijkvoorbeelden in dit boek zijn onder meer gebaseerd op gesprekken met ouders, jongeren en kinderen. Wel zijn ter bescherming van hun privacy de namen veranderd en zijn gegevens van de verschillende gezinnen met elkaar verwisseld. Dit boek verschijnt in het kader van het project ‘Vergevensgezindheid in het onderwijs’ van de Theologische Universiteit Apeldoorn onder leiding van prof. dr. Bram de Muynck. De schrijver heeft zijn commentaar op het manuscript als stimulerend en verrijkend ervaren.

In hoofdstuk 1 vertellen Bas en Marleen Groenendijk over schuld en vergeving in hun gezin. Zij hebben drie kinderen: Leander en Geert, een tweeling van zeventien, en Vera, een dochter van zestien jaar. Tussen de tweeling en Vera zijn voortdurend spanningen die volgens de ouders te maken hebben met een verschil in opleiding en belangstelling. Of gaat het om diepere oorzaak. In een uitvoerige casus komt her er op neer dat Vera wellicht buitengesloten wordt (zie blz. 10-14).

De voorbeelden in dit boek zijn bijzonder helder en niets wordt achtergehouden, alles is bespreekbaar. Het is verleidelijk om nog meer te citeren, maar dat zou het kopen of lezen van dit interessante boek overbodig maken.

Toch een enkele passage, die wel een indruk geven hoe een en ander is opgezet.

Rustig blijven als de spanning oploopt (hoofdstuk 7: Vader en moeder als voorbeeld)

Rutger (15) zit in de derde klas van het vwo. Zijn rapporten zijn niet zo goed. Hij zou harder moeten werken, maar al zijn aandacht gaat uit naar zijn vrienden. Als een echte puber heeft hij ontdekt hoe fijn het is om intensief met je klasgenoten op te trekken. Gezien zijn leeftijd hebben z’n ouders daar begrip voor. Ze gunnen het hem. Maar bij de overgang naar de vierde klas is hij een ‘bespreekgeval’. Daar is hij van onder de indruk. Dagenlang is hij gespannen. Zijn ouders maken er intussen geen drama van. ‘Hoor eens Rutger, zo hard heb je dit jaar niet gewerkt, nu moet je de consequenties maar aanvaarden. We moeten gewoon rustig afwachten.’ Dan komt het bericht dat hij toch nog over is naar klas vier, met de hakken over de sloot. Iedereen is blij. ‘Maar,’ zeggen zijn ouders, ‘dat doen we volgend jaar wel anders. Je gaat na de vakantie direct hard aan het werk en je neemt voor wiskunde bijles. Het wordt tijd dat je harder leert werken. Dan houd je heus nog genoeg tijd over om met je vrienden op te trekken.' Daar is Rutger het wel mee eens. Hij vindt het trouwens geweldig dat zijn vader en moeder er zo ontspannen mee omgaan en dat ze hem geen verwijten maken. Dat heeft hij van ouders van vrienden uit de klas wel anders gehoord. Rutger heeft er nu spijt van dat hij de kantjes ervan afgelopen heeft. Hij belooft beterschap.

Rutger zal dit voorbeeld van zijn ouders niet gauw vergeten. Op die manier kunnen ouders hun kinderen inderdaad tot voorbeeld zijn, door hun houding, door hun manier van reageren, door de toonzetting van hun woorden: ontspannen, niet verwijtend, niet negatief.

Een bijzonder leerzaam, helder en eerlijk boek, waarin wijze lessen staan voor kinderen, jongeren en ook voor hun ouders. Neem en lees!