Afbeelding
Foto:

Oud & Wijs: “Niemand had me gezegd, dat er verschil was tussen een permanent voor dames en heren”

Aan haar huis, in de Voorstraat in Stellendam, heeft ze een kapsalon. Ali (1941) knipt nog steeds haar klantjes. “Maar wel hobbymatig hoor, gewoon voor de lol”, haast ze zich te zeggen. De droogkappen in haar salon zijn misschien wel twintig jaar oud. “Alles doet het prima en ik houd het natuurlijk allemaal goed schoon, maar op mijn leeftijd investeer ik natuurlijk niet meer in nieuwe apparatuur.” Ze werd geboren in Elburg. Ali bleek erg lenig en ze werd als jong meisje op de gymnastiekvereniging dan ook vaak gevraagd om ‘voor te turnen’. “Ik mocht naar de kapper, als ik moest voorturnen. Dat was heel wat! Ik was een jaar of twaalf, denk ik. Mijn zus Coby had mooie krullen van zichzelf en ik niet. Dat wilde ik ook. De kapper maakte dan krullen in mijn haar. Als ik er nu aan terugdenk, hoe ze dat toen deden: met een tang brandden ze die krullen er dan gewoon in. De kapper merkte, dat ik enthousiast was over zijn werk en bood me aan op zaterdagen te komen helpen in de winkel. Ik mocht rommel opruimen, haren wassen en krulspelden uithalen.” Ali moest noodgedwongen stoppen, toen haar vader, een bouwkundig architect, een baan kreeg op het ASK Schietkamp in ‘t Harde. Maar haar liefde voor het kappersvak was al ontstaan. Ze ging naar de kappersschool en kon terecht bij kapper Schaap, in een salon in haar woonplaats, waar ze dagelijks ging werken. Op de kappersschool in Zwolle waren haar de kneepjes van het vak bijgebracht. “We waren veel aan het opsteken. Dat was toen in en dat heb ik echt heel erg grondig geleerd. En slagen leggen. Dat moest met de hand en dat leerden we dan op plankjes. In die tijd waren dat hippe kapsels. Dan moest je eerst de slagen erin leggen, die fixeren en dan de rest van het haar opsteken. We kregen vroeger heel gedegen onderwijs. Dat is tegenwoordig anders. Als je nu een avondcursus doet, ben je al kapster en kun je aan de slag.”

Stellendam

‘t Harde had drie militaire kampen in die jaren. In haar vrije tijd ging ze met haar zus en broer geregeld koffie schenken in de gereformeerde kerk. Er werd dan gevraagd om militairen mee te nemen, die niet naar huis gingen in het weekend. Zo leerden ze een leuke groep mannen kennen. Ze zagen elkaar geregeld. De kerk organiseerde eens in de week activiteiten en dan zagen ze elkaar ook. Maarten, een van hen, kwam van Goeree-Overflakkee. Het was een flinke reis naar huis, dus hij deed dat niet vaak. Nadat hij uit dienst was, vroeg hij Ali om ook eens een weekend naar Stellendam te komen. “Joh, ik had nog nooit van Stellendam gehóórd! Ik vroeg vrij en ging. Hij zou me met zijn ouders in Den-Haag met de auto komen ophalen. Daar woonde zijn broer. En zo is het gekomen”, kort Ali het verhaal in. De reis om elkaar te zien, was zo lang - er waren natuurlijk nog geen bruggen - dat ze al snel besloten te trouwen, in 1964. En zo werd ze een Stellendamse. Dat was natuurlijk even wennen. Maarten had een zaak voor woninginrichting in aanbouw aan de Voorstraat 10. Toen die eenmaal af, was woonden ze erboven. Ook Ali ging in de zaak aan de slag. Woninginrichting was natuurlijk heel wat anders dan een kapperszaak. Het was hard werken, zeker nadat haar dochters geboren waren: Henriëtte (Jet) en Catolijne. “In de avonduren waren we vaak nog bezig met tapijtknippen en gordijnen naaien. En ja, de kapsalon, miste ik wel. In Stellendam waren bovendien geen kappers in die tijd. Tegenwoordig zijn er wel twintig, denk ik. Nou, vijftien zeker. Overal in garages en zijkamers en zelfs aan huis wordt bij de klanten geknipt. We dachten toen, dat het een gat in de markt zou zijn. Daarom richtten we toen in de keuken van de woninginrichting een kapsalon in en zo ben ik van start gegaan. Later kochten we een pandje aan de overkant, naast de bakker in de Voorstraat. Daar ben ik met mijn zus Coby een kapsalon begonnen. Toen mijn zus trouwde en haar man een betrekking kreeg in Liberia, ging ze met hem mee. Ik heb toen een vaste kapster in dienst genomen.”

Boete

Ali genoot van het knippen. “Je bent zelfstandig. Dat vond ik heel fijn, eigen baas zijn. Met de klanten was het altijd heel gezellig.” Kapsters staan erom bekend altijd veel van hun klanten te horen. Waarschijnlijk, omdat het aanraken van het hoofd de intimiteit versterkt. Ali herkent het. “Wat mensen allemaal met me deelden. Sommige dames vertelden me meer, dan aan hun eigen man. Dat ging ver hoor! Dat moet je me maar niet zeggen, zei ik dan.” Rond haar veertigste ging Ali terug naar de kappersschool. Mijn dochters gingen ook, dus ik besloot meteen mee te gaan. Ze werken trouwens allebei niet meer als kapster. Mijn dochter Jet doet nog wel steeds elke week mijn haar. Maar goed, ik wilde toen terug naar school. Ik had mijn papieren voor dames, maar ik wilde ook het herenvak erbij doen. Weet je dat ik wel eens ben bekeurd? Ik knipte een man zonder papieren. Daar kreeg je toen van de politie een boete voor van vijftig gulden! Het was nogal wat. Ik ben toen trouwens ook nog gezakt voor permanenten. Niemand had me ooit gezegd, dat er verschil was tussen het permanenten bij dames en heren.” Ze lacht. “Bij dames doe je de rollen achterover en dan de zijkanten en de voorkant. Mannen rol je dakpansgewijs in.”

Rood

Door de jaren heen waren er steeds andere haartrends. Ali heeft ze zien komen en gaan. Ze leest nog steeds graag modebladen en tijdschriften om het allemaal een beetje bij te houden. “Tegenwoordig is het allemaal wat natuurlijker. Er wordt meer rekening gehouden met de natuurlijke valling van het haar. Vroeger waren kapsters doorlopend aan het permanenten, dat wordt nu nauwelijks nog gedaan. Zelf heeft ze intussen ook geen permanent meer. “Ik had samen met mijn man twintig jaar lang een huis in Zuid-Afrika. We gingen zes à zeven weken per jaar die kant op. We hebben ons huis als uitvalsbasis gebruikt en alle omringende landen gezien. Het was geweldig. In 1992 zijn we voor het eerst gegaan. Ik ben toen ook gestopt met een permanent in mijn eigen haar. Al dat vocht in de lucht daar. Het was niet te doen. Ik ben wel begonnen met highlights, met lichte kleine plukjes hier en daar.” Het kleuren van het haar zie je tegenwoordig wel veel meer dan vroeger. “Ik herinner me nog, dat ik naar een cursus ging in Amsterdam. Toen woonde ik nog thuis. We moesten op elkaar oefenen en ik kreeg een rode spoeling. Tja, rood pakt altijd. Het was echt heel rood. Mijn vader was boos, toen ik met mijn rode haar thuiskwam. Bóós! Tegenwoordig zie ik de jeugd met groen, blauw en paars haar lopen. Echt mooi vind ik het niet, maar dat moeten ze zelf weten. Ik weet zeker, dat niemand van mijn klantjes erom zal vragen.”

Stil

Ali heeft zeven kleindochters en drie achterkleinzoons. Trots laat ze foto’s zien. Ook van haar man Maarten, die na een ziekbed in 2013 overleed. “Ik vind het zo jammer, dat mijn man onze achterkleinzoons niet meer heeft meegemaakt. Hij zou zo trots geweest zijn.” Door de corona heeft Ali haar familie een tijd niet of minder kunnen zien. Ze is dan ook blij, dat de maatregelen intussen versoepeld zijn. “Ik had altijd veel om handen, maar dat kon allemaal opeens niet meer. Ik hielp altijd bij De Rank bij het vermaak voor gehandicapten, een spelletje spelen en knutselen. Ik kon niet naar de kerk en zag mijn klanten en mijn vriendinnen niet. Mensen zijn angstig voor besmettingen en houden zich afzijdig. Dan is het stil hoor! Je weet niet, wat je doen moet.” Inmiddels knip ik weer wat klantjes met een mondkapje en kan op afstand weer mensen ontmoeten “Ik heb twee dames, die allebei al vijftig jaar door mij geknipt worden. Dat is zo gezellig. Je wordt dan ook gewoon vriendinnen. Ik neem geen nieuwe klantjes meer aan trouwens. Ik ben nu bijna 80. Het moet niet te gek worden!”

Archieffoto Eilanden-Nieuws