Ziekenhuiscolumn (10): Temperamentvol

Twee tengere, vrouwelijke collega’s waren uitgescholden dat het zo lang duurde voordat meneer geholpen werd. Meneer ging razend en tierend ervandoor, maar een uur later verscheen hij weer in de wachtkamer. Nu was het nog drukker dan daarvoor, maar we wilden de confrontatie van een uur geleden voorkomen. De dames vroegen mij of ik bij de beste man het onderzoek wilde doen, omdat hij zo tekeer was gegaan. Ik rechte mijn rug en liep breed met de borst vooruit als een kleerkast naar de wachtkamer. Ik haalde meneer binnen en verrichtte het onderzoek. Zo mak als een lammetje! Of nu de bloeddruk gezakt was bij hem of dat hij eieren voor z’n geld koos bij deze kleerkast laat ik in het midden.

Bij sommige patiënten zit het temperament zo ingebakken, dat ze nauwelijks te veranderen zijn. Eens haalde ik een meneer binnen voor een foto van de schouder en hij ging tekeer tegen mijn collega over van alles en nog wat. Toen ik op het punt stond meneer de deur te wijzen bedaarde hij en we verrichtten het onderzoek. Een aantal maanden later sta ik in de coronastraat en hoor ik in het eerste vertrek een man tekeer gaan. Ik herkende de stem meteen en dacht al peizend na hoe ik dit nu eens aan moest pakken. Eenmaal in mijn domein aangekomen, vroeg ik heel vriendelijk en rustig of hij even zijn overhemd uit wilde doen. In zijn borstzak zat zijn bril verborgen en dus nam ik deze voorzichtig aan. Ik legde al zijn spullen op de stoel en toen gebeurde datgene waar ik zo bang voor was. Ik laat de bril op de grond vallen. Direct daarna bulderde de man: ‘Wat doe je nou, man!’ en ik had ineens een hoop bombarie. Ik zweette peentjes, bood mijn excuses aan en zag dat zijn bril gelukkig nog heel was. Ik maakte snel de foto, stuurde meneer door naar het laatste station en kon even bijkomen. Een anderhalve maand later ben ik onderweg naar de IC om een foto te maken, als een boze verheven stem mij tegemoet komt vanuit de wachtkamer. Drie keer raden wie daar zit. Ik kijk hem kort aan, loop snel door voor hij me herkent en denk: ‘Gelukkig is zijn bril nog heel!’

Erik Bruggeman