Meditatie: Geloof of ongeloof

Je vraag je wel eens in alle eerlijkheid af wat mensen er aan beleven als ze de woorden van Psalm 23 lezen waar staat: ‘De Heere is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij: Uw stok en staf, die vertroosten mij’. Dat is toch een belijdenis van volledig vertrouwen op God, door alles heen of het nu goed of kwaad is. Ook door benauwdheid heen en doodsgevaar.
Nu benauwdheid en doodsgevaar dat was daar in Samaria in grote mate voorhanden. Die mensen zullen deze psalm ook zeker gekend hebben en gezongen. Dat is ook nodig want het komt er toch maar op aan dat een mens te midden van rampen een zekerheid heeft die zelfs in doodsnood ook zekerheid blijft. In die situaties wordt openbaar of die belijdenis ook waar is.
Geweldig groot in geloof komt daar dan een Elisa naar voren en bewonderenswaardig rustig klinkt zijn stem te midden van een catastrofale situatie: Hoort het woord des Heeren. Ja de situatie was er onhoudbaar, dat moest op een ramp uitlopen, of, beter gezegd, het was al op een ramp uitgelopen. Want alle mensen daar in Samaria van de koning tot de allerarmste staan van aangezicht tot aangezicht met de dood.
En de dood, al zeker van zijn prooi, sluipt iedere dag een stap dichter bij tot hij zijn grote slag zal slaan. Wie aandachtig de tien verzen leest die aan deze tekst vooraf gaan, die krijgt een helder beeld van de absolute wanhoop die de mensen van Samaria beheerste. De Syrische koning Benhadad had een ondoordringbare ring om Samaria gelegd en de Israëlieten stierven als ratten in de val. Het is al zo ver gekomen dat de rijken, die het betalen kunnen, tachtig zilverlingen neertelden voor een onreine ezelskop. De minder gegoeden eten duivenmest en de armen eten elkaars kinderen. De nood is heel hoog. En daarbij komt dan een koning die de handen in onmacht omhoog heft en uitroept: De Heere helpt u niet, waarvan zou ik u helpen? En die voor zichzelf ook geen uitweg meer ziet, want hij zegt: Wat zou ik verder op de Heere wachten? Hier zijn toch geen mogelijkheden meer, hier is alle gevoel van geborgenheid, van veiligheid weg, er is geen uitweg meer. Wat blijft er nog over nu in Samaria de hoop op het kerkhof eindigt? Niets blijft meer over. Niets?
Toch wel, want in deze voor mensen afgesneden zaak daar klinkt de stem van de profeet: Hoort des Heeren woord. Dat is over, God is over. Die uitdrukking: God blijft over, die klinkt misschien wat misleidend. Hij blijft niet over als een rest, zodat wij bij wijze van spreken zouden kunnen zeggen: nu ben ik bijna alles kwijt, maar ik heb toch nog wat over en dat is God. Neen God blijft mij over wil zeggen: nu ben ik alles kwijt, hier houdt het voor mij op, hier blijft God over. Hij is alles, want in God liggen nieuwe mogelijkheden. Waar het voor ons totaal is afgesneden, daar is God bij machte.
Zo was het ook in Samaria, toen iedereen afgerekend had met het leven, toen riep God, Ik ben er. Dit is niet het einde, dit is het begin, namelijk het begin van uw bevrijding, want bij Mij zijn uitkomsten ook tegen de dood. Bij Mij kan het, bij Mij kan het altijd. Zo zegt de Heere, morgen omstreeks deze tijd zal een maat meelbloem te koop zijn voor een sikkel en twee maten gerst voor een sikkel in de poort van Samaria. Als God gaat spreken in de nood dan spreekt Hij wondere woorden, dan opent Hij ongedachte mogelijkheden. Dan komt Hij met beloften waarvan wij toch eigenlijk moeten zeggen: dat is onmogelijk, dat is wat al te lichthartig om daar aan te den­ken, dat kan niet bestaan, hoe zou dat nu moeten?
Maar op al die vragen gaat God niet in, of het voor ons mogelijk is dat doet er niet toe. Voor ons geldt dat God er is en Hij spreekt. Hij spreekt definitief, Hij zegt niet dat er misschien eten zal komen, neen God zegt: Het is er. God is bij machte, maar dat vraagt geloof. God geeft aan Zijn volk Zijn beloften en Hij vraagt niet anders dan dat Zijn volk daar dan ook gelovig amen op zegt. Ook waar mensen het niet kunnen bevatten ook waar voor ons geen mogelijkheid meer is. Daar wordt het ernstig, daar moeten we niet meer hebben dan geloof maar niet minder ook. De tekst heeft voor ons ook een geweldige boodschap. Onze tijd kabbelt maar zo'n beetje voort met zo veel zegeningen dat we eigenlijk geen wonderen nodig hebben, daar zitten we niet om verlegen, het loopt toch wel. Maar let op want schijn bedriegt. We worden hoe langer hoe meer ingesloten door de satanische macht die ons steeds verder van de Almachtige God vervreemd. Hij smeert de ogen en het geweten dicht met klatergoud en valse rust. En als het moment van sterven daar is, als men voor de Almachtige moet verschijnen om rekenschap af te leggen, dan wordt met schrik ontdekt dat het belangrijkste vergeten is. Dan kan men vele rijkdommen hebben, dan kan men veel wetenschap bezitten, maar dan toch nog het ene nodige missen, de kennis van zonde, gerechtigheid en oor­deel en de kennis én het deelhebben aan het verzoenend lijden en sterven van de Heere Jezus Christus. Het missen van de machtige heilsbeloften van de Heere, Die in Zijn genade en lankmoedigheid niet opgehouden heeft om te roepen tot de kennis aan Hem, de Levende God. Elisa kende Hem wel en hij geloofde, daarom sprak hij ook de boodschap van de redding uit. Dat was ook een grote geloofsdaad van Elisa, want hij zag er ook nog niets van, net als die mensen in Samaria. Maar Elisa geloofde omdat hij door genade God mocht zien, God Die bij machte was en is. En Elisa was toch een mens van gelijke beweging als ieder ander. Ook hij had zijn zwakheden, maar hij geloofde God en God stelde niet teleur. Gods Woord is ook niet een Woord van afwachten of het wel komt, God spreekt en het is er. Het zat echt diep bij hem, hij was helemaal doortrokken van de aanwezigheid van God, juist ook in die hopeloze situatie van Samaria. Maar zo waren ze niet allen. (slot volgt)

Deze overdenking stond eerder in Eilanden-Nieuws van 20 juli 1990.