Afbeelding
Foto:

Neem en lees: Met open armen

Onder jongeren en ouderen is veel moedeloosheid. Wat kan deze moedeloosheid verlammend werken en de waarachtige bekering in de weg staan. Vandaar dat de duivel vaak probeert mensen alle moed te benemen. Omdat te bereiken heeft hij verschillende tactieken: de een sust hij in slaap, de ander speldt hij wat op de mouw, of hij maakt het Evangelie verdacht.
In dit boekje komt duidelijk naar voren dat God in Zijn Woord de handen naar ons uitstrekt. Ds. P. van Ruitenburg wijst aan de hand van vele passages uit de Schrift op Gods welwillendheid. Van Ruitenburg is predikant in Chilliwack BC (Canada).
In het Woord vooraf waarschuwt de schrijver dat schijngeloof geen oplossing is en dat we ons niets moeten laten opdringen. Hij waarschuwt dat we van de boodschap die gebracht wordt, geen misbruik zullen maken. Toch voelt de auteur zich gedrongen om dit boekje te schrijven. Ongeloof brengt geen oplossing, zeker niet.

We mogen dit boekje beschouwen als een vervolg op zijn eerder boekjes met dezelfde vormgeving: Een hele verandering, Dieper buigen en Heilig willen leven. Het boekje zet in met de titel: Niet vernield. Ds. Van Ruitenburg schrijft dit hoofdstukje, als hij de dag tevoren een kleinkind heeft verloren. Het meisje werd dood geboren en we zijn allemaal verdrietig, niet opstandig. Het raakt me diep. Ik zie weer des te scherper dat door de zonde de dood in de wereld gekomen is en dat we als mensen schuldig staan tegenover God. De zonde is zo ernstig dat de dood wel moest komen. Ja, ik zie het nu beter dan de dag ervoor.

Het zijn de goedertierenheden des Heeren dat we niet allemaal vernield zijn. Het is dan ook niet vreemd dat er een kleinkind is gestorven; het is vreemd dat ik er nog zeventien heb die gezond zijn en leven. Wat is God goed! Ik ben erg verdrietig, en mijn kinderen nog wel meer, maar ik voel me ook des te schuldiger. Waarom hebben we tegen zo’n goeddoend God gezondigd? Wat heeft God verkeerd gedaan? Hij overlaadt ons dag aan dag met Zijn gunstbewijzen… Op de rechterpagina worden verschillende teksten uit Klaagliederen geplaatst Klaagliederen 3: 22, 27 en 33. Vooral de laatste tekst laat zien hoe het bij de Heere is: ‘Hij plaagt of bedroeft des mensen kinderen niet van harte.’
Het voert te ver om alle 15 hoofdstukjes te bespreken, maar ik licht er enkele uit, die ook duidelijk de titel ‘Met open armen’ laten zien.

Het begin van het hoofdstuk ‘Uitgebreide handen’ wil ik u niet onthouden.

Vaders steken hun armen uit als ze hun kind willen oppakken en aan hun hart willen drukken. Zo had de Heere Zijn handen uitgebreid, naar wie? Volgens de apostel gaat het in Jesaja 65 over het volk Israël. Al hadden ze als de heidenen geleefd, God had gezegd: ‘Zie, hier ben Ik, zie, hier ben Ik’. Israël werd er door Jesaja van beschuldigd dat God Zijn handen naar hen uitgebreid had maar dat ze niet opgepakt wilden worden en dus de uitnodigingen van de profeten en apostelen niet ter harte hadden genomen. Wat had de Heere al voor ze gedaan? Hij had Zijn handen niet maar een enkele keer uitgestoken, maar de ganse dag naar hen uitgebreid. Verschillende teksten laten zien dat het waar is wat de Heere gedaan heeft en doet ( Jesaja 65:2; Romeinen 10:21 en Spreuken 1 : 24).

Geloof een gave

Geloof is een gave en niets wat je zelf maakt. Moeten we daar blij mee zijn, of is het jammer dat we het moeten krijgen? Het is maar hoe je het bekijkt. Ik heb een tijd gehad dat ik me eraan ergerde om te horen dat ik zelf niet kon. Later is het een troost geworden. Het is niet leuk buiten spel gezet te worden, terwijl het aan de andere kant een blijde boodschap is om te horen dat God geloof werkt in zondaarsharten. Een van de mooiste geschiedenissen hierover vind ik die van de ‘maanzieke’ jongen. Zijn vader had alles geprobeerd om zijn zoon te genezen, maar zelfs de discipelen van Jezus konden het niet. Uiteindelijk kwam hij bij Jezus Zelf terecht en vroeg of Hij iets doen kon. De Heere antwoordde met de gevleugelde woorden: ‘Zo gij kunt geloven’. Van dat antwoord staan we misschien verbaasd, maar zo staat het echt in de Bijbel. De Heere zei niet: ‘Vraag er maar om’, of: ‘Bid om geloof’, maar zei het voorwaardelijk: ‘Indien gij kunt geloven’! Dat kwam hard aan. De vader werd emotioneel en zei in tranen: ‘Ik geloof, Heere, kom mijn ongelovigheid te hulp.’ Wat een mooi antwoord! Deze vader kon niet geloven, maar kon ook niet anders dan geloven. De Heere werk het geloof toen Hij het beval. Deze bezorgde vader wierp zich als het ware in Jezus’ armen om alles van Hem te verwachten…

‘Indien gij kunt geloven’. Christus liet met deze woorden horen hoe gewillig Hij was om hem te verhoren, en de vader begreep dat. Het geloof is een gave Gods. In het ware geloof verwachten we zelfs het geloof van God, brengen we niets mee, en doen we niets in eigen kracht. Is dat geen bevrijdende boodschap?
‘Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave (Efeze 2 : 8)
Jezus antwoordde en zeide tot hen: Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, Die Hij gezonden heeft (Johannes 6 : 29)

Van harte aanbevolen voor jong en oud. De inhoud van dit boekje is alle aanneming waardig.