Joke Verweerd – Snoeitijd (82)

Bij de ambassade heeft men het druk. Ze willen graag behulpzaam zijn met geven van informatie, maar daar houdt het dan ook mee op. Hoe oud is de persoon in kwestie? Heeft mijnheer een volmacht en paspoort? Is het bekend hoe lang betrokkene in Nieuw-Zeeland zal verblijven? Bij verblijf korter dan drie maanden is er geen visum nodig en zijn er geen inentingen verplicht.
‘Wat als blijkt dat het verblijf misschien toch langer gaat duren dan drie maanden?’
‘Dan moet u vroegtijdig – dat wil zeggen: minstens drie weken voor het verstrijken van de termijn – contact opnemen met de Nederlandse ambassade in Wellington, Investment House 10th floor…’
‘Ja, ja’, knikt Chiel, ‘dat is me bekend.’
De dame krabbelt het adres en telefoonnummer toch nog even op een memootje. Blijkbaar kom ik niet al te snugger over, denkt Chiel als hij het papiertje aanneemt.
‘Wat wel van belang is, is dat het paspoort dan nog geldig is, mijnheer! Na vertrek uit Nieuw-Zeeland moet het nog minstens drie maanden geldig zijn. En u moet in Wellington wel een retourticket kunnen laten zien bij de verlenging van het verblijf.’
‘Dat wordt geregeld, dank u wel.’ Chiel maakt plaats voor de volgende.
Hij staat al weer buiten voor hij zijn teleurstelling kan plaatsen. Hij realiseert zich dat hij had aangenomen dat er iemand zou zijn waaraan hij het hele verhaal kwijt kon. Hij herinnert zich de keren dat hij hier kwam om te spreken over zijn emigratie; toen was er meer aandacht en niet alleen voor de zakelijke kant. Er was een oudere mijnheer die begreep dat hij weg moest en die tijd voor hem nam. Die vaderlijk sprak, hem op die manier op zijn gemak stelde. Een man die mogelijkheden benadrukte en het niet had over wat onmogelijk was. Deze keer staat Chiel na een half uur wachten en nog geen tien minuten aan de balie weer buiten. Hoe kon hij zo naïef zijn te verwachten dat hij diezelfde mijnheer zou kunnen spreken?
Hij steekt het Carnegieplein over en loopt in de richting van de Scheveningseweg. Hij heeft geen zin om ver te lopen, maar de Scheveningse Bosjes kan hij niet overslaan. Ook hier liggen de herinneringen voor het oprapen. Het is misschien hetzelfde bankje nog wel, waar hij zat toen alles rond was en hij de documenten op zak had die nodig waren voor zijn vertrek.
Hij had honger toen; het gevoel komt zomaar terug alsof het gisteren was. Het was geen hongergevoel dat met eten te maken had; toen voelde het eerder als misselijkheid. Honger die met hunkering te maken had, een leegte binnen in hem. Hij zag tegen het afscheid op en kon er eigenlijk ook niet op wachten.
Het lijkt alsof hetzelfde gevoel hem te grazen neemt. Hij moet opstaan en de tram nemen naar het centrum, waar allicht een reisbureau te vinden zal zijn. Zijn agenda uit zijn jaszak trekkend telt hij de dagen af, die Aijsa nog zal krijgen om orde op zaken te stellen.
Het zal wel volgende week dinsdag of donderdag worden. Desnoods boekt hij businessclass voor haar.
Hij heeft vanmorgen nog op zijn eigen retourticket gekeken, dat is een ongedateerd exemplaar. Zo moet het ook met Aijsa’s retourticket. Ze moet zelf kunnen beslissen wanneer ze terug naar huis wil.
Gold Apple Garden – Aijsa zal er eerder lopen dan hij. De bomen in bloei, de zon al warmer en de strakblauwe lucht boven de heuvels. Pollux blaffend naar een opvliegende vogel. Effi’s kroezige haar, de zonnebril als een haarband erbovenop. Chiel staat op en loopt terug naar de Scheveningseweg. Hij gaat toch maar een broodje kopen.
Zich verbazend over de manier van doen in het reisbureau wacht hij op zijn beurt. Eigenlijk is dat een foute uitdrukking: hij wacht niet op zijn beurt, want er zijn geen klanten voor hem. Hij wacht op het moment waarop het meisje tijd voor hem heeft. Ze voert een telefoongesprek, waar hij niets tegen heeft als het zakelijk zou zijn. Maar dat is het niet; haar hele problematische relatie wordt uit de doeken gedaan.
‘En toch kan ik niet weg,’ hoort hij haar zeggen; zelfs nu dempt ze haar stem niet.
Met een ongemakkelijk gevoel door de ruimte heen en weer lopend vraagt hij zich af hoe lang hij nog zal wachten. Er zal wel een ander reisbureau te vinden zijn en desnoods kan hij zelf een vliegmaatschappij benaderen. Maar juist als hij zich voorneemt op te stappen is ze zover.
‘Wat kan ik voor u doen, mijnheer?’ vraagt ze vriendelijk.
Hij draait zich naar haar om en ziet hoe ze voorzichtig met een tissue het uitgelopen zwart van haar mascara wegtipt.
Het geeft Chiel ineens het gevoel dat de hele wereld bestaat uit ongelukkige, tobbende mensen.
Ze is een lief kind, vast en zeker te fijngevoelig en te kwetsbaar voor die gast waarmee ze haar leven deelt. Maar laat hij zich met zijn eigen zaken bemoeien. ‘Een retour naar Auckland, kunt u dat voor me regelen?’
Ze knikt; in een mum van tijd legt ze hem een printje voor van de mogelijkheden.
Chiel kiest voor Cathay Pacific, die vlucht gaat dinsdag aanstaande. Dat is vandaag over een week. Het wordt kort dag voor Aijsa, maar veel langer moet het niet duren. Als Willemijn die verjaardagspartij doorzet, is Aijsa bijtijds op de hoogte.