Vervolgeverhaal - Joke Verweerd – Snoeitijd (81)

‘Jullie houden mij bewust ergens buiten. Waarom?’
‘Dat doen we omdat je al genoeg te verstouwen hebt,’ zegt hij, een glimlach verdringend.
‘Ik ben Lodewijk niet, ik sta mijn mannetje.’
‘Wéet ik!’
‘Je houdt me voor de gek, Chiel van der Meij!’
Nu moet hij haar loslaten. Als hij nu een stap terug doet, is dat meer dan een stap, dan is het een feit. Hij trekt zich terug, twee, drie stappen.
Dan wordt er op het raam getikt; een rond gezicht, nog ronder door het hoofddoekje, tuurt de kamer in.
‘Yasmine en consorten, met z’n vieren nog wel. Allemaal zwarte centjes verdienen!’ Catharina’s stem klinkt schamper en toch vermaakt.
Ze is in een paar stappen bij de deur. Met de deurknop in haar hand keert ze zich nog even naar hem toe. Haar wenkbrauwen opgetrokken alsof haar ineens iets duidelijk wordt.
‘Gaat het om Meijlanden?’
‘Natuurlijk niet. Daar heb ik toch niets in te regelen!’ zegt Chiel.
‘Lode, hij ligt daar maar…’
Nu zou Chiel zo zijn armen om haar heen kunnen slaan, haar kunnen koesteren zelfs en het zou goed zijn. Er zou geen grens overschreden worden. Is er dan toch een grens verlegd?
Ze lijkt opgelucht. ‘Ik had het kunnen weten, jíj bent zo niet. Sorry, Chiel.’
Hij steekt zijn duim omhoog. ‘Jempol!’
‘Wat zeg je? Is dat Maori?’ Ze is al over de drempel in de keuken nu en de stemmen van de Turkse pluksters zijn gevorderd tot in de bijkeuken. Chiel loopt op de deur af en maakt de kier kleiner; nog net kan hij haar neus zien en haar verbaasde linkeroog. ‘Dat is Maleis, het betekent zoiets als: bravó…’
‘Wat moet jij nou met Maleis!’ zegt ze nog, voor hij de deur dichttrekt en hoort hoe ze de dames begroet.
Hij zal haar nog wel eens uitleggen hoe dat zit. Hoe Effi dat gebaar maakt en wat ze dan bedoelt. Effi en Catharina – nooit eerder gedacht aan de mogelijkheid van een ontmoeting tussen die twee.
Zijn jas aantrekkend loopt hij nog even bij Mijntje binnen. Ze zit in haar nachtpon te wachten tot ze gewassen en aangekleed wordt. ‘Ga je weg?’ vraagt ze meteen.
‘Ik moet even weg, maar ik kom weer terug,’ stelt hij haar gerust.
‘Moet je naar East Malling?’
‘Hè, nee zeg! Naar Den Haag, maar dat je dat nog weet, Mijntje! East Malling, wat was daar dan?’
‘Daar ging mijn oudste zoon naartoe om te leren; rasverbetering en meer van die dingen!’
‘Jempol!’ zegt hij weer en Mijntje moet daar heel erg om lachen.
‘Gekke jongen!’ roept ze hem na.
In de trein is het rustig zo vlak na de ochtendspits. Chiel heeft een eersteklaskaartje genomen en hij zit met een krantje op schoot, dat hem gratis werd aangereikt toen hij het perron opkwam. De hele trein ligt vol met dit soort krantenpapier.
Nadat hij de krantenkoppen gelezen heeft, die voornamelijk kritiek op de bezuinigingen verwoorden, valt zijn oog op een klein bericht in de marge van een pagina. “Hoger risico op ms na verlies van kind”.
Het is de uitkomst van een Deens onderzoek dat gepubliceerd werd in het toonaangevende medische tijdschrift Neurology. De onderzoekers zien in deze uitkomst het bewijs dat hevige psychische stress verband houdt met het ontstaan van de ziekte.
Chiel legt het krantje weg. Wat moet hij daar van geloven? Wordt er niet veel te veel verondersteld? Is het net zoiets als het verhaal dat Willemijn opdiste over de heilzame werking van bijensteken voor een ms-patiënt?
‘Bijensteken!’ had Lode gesneerd. ‘Mens, hou toch op! Ik ga al dood van een wespensteek!’
‘Er is verschil tussen een wesp en een bij,’ had Willemijn volgehouden.
Nu dit bericht. Dat stress slecht is voor ms achten alle medische handboeken bewezen. Maar dat dat rechtstreeks verband houdt met het verliezen van een kind, wil er bij Chiel nog niet in.
Heeft hij ooit aan Lodewijk kunnen merken dat hij de situatie indertijd als zodanig heeft geïnterpreteerd? Voor sommige mensen is een abortus iets anders dan het verliezen van een kind. Voor Lode, voor Catharina misschien ook. Hij moet stoppen met oordelen! Er is zo’n verhaal van de balk en de splinter. God zal hem later nooit vragen wat Lodewijk ervan vond en waarom Catharina het besluit heeft genomen.
Hij slikt en staat op, loopt bij het krantje vandaan, zoekt een andere plaats in een compartiment verderop. Nee, het doet er niet toe dat hij een kaartje eersteklas heeft, zegt hij later tegen de conducteur. Hij zit hier best.
Hij weet het zeker.

De overweldigende drukte op de stations en het onoverzichtelijke van een vertraging geven Chiel het gevoel dat hij uren onderweg is. Hij moet nu drie keer overstappen, terwijl hij toen hij van Schiphol kwam met één trein kon volstaan.