Joke Verweerd – Snoeitijd (80)

Of iets anders… Verlangen, angst haar te verliezen. Hij geeft die armband niet mee. Hij moet hem zelf teruggeven en dan zal hij praten en zij ook. Of vlucht hij nu weer in uitstel?
Hij staat op en loopt de schuur in. Daar staat hij met zijn mobiele telefoon in zijn handen. Hoe laat is het daar? Gewoon bellen, nu, ondanks het vroegere uur daar, haar stem horen en zeggen of vragen… Kan een relatie die zo onwaarachtig begon, van zijn kant dan, groeien tot iets dat eerlijk en oprecht is? Het is opnieuw het besef dat hij over Effi’s kant van de zaak niets weet, dat hem belet het nummer in te toetsen.

Hij stopt de telefoon weer in zijn broekzak, als hij de achterdeur hoort.
Willemijn natuurlijk. Ze komt kijken of hij de mail wel versturen kan. Haastig probeert hij de juiste handelingen te verrichten, maar als Willemijn achter hem staat, is de mail verdwenen. ‘Kijk dan of hij verzonden is, Chiel, bij “Verzonden items”.’
Chiel staat zijn plaats aan haar af en met een handigheid die hem verbijstert, gaat ze door het menu, maar de mail is niet terug te vinden.
‘Heb je hem per ongeluk verwijderd?’
Willemijn lacht hem uit en vraagt of zij het opnieuw moet proberen. Hij knikt en ziet hoe ze vlot de feiten intikt en Effi’s medewerking vraagt. Willemijn legt de situatie beter uit dan hij dat deed. Toch had hij graag gehad dat Effi zijn eigen mail onder ogen had gekregen.
Als ze samen de woonkamer weer inkomen, is Catharina aan het bellen. Omstandig legt ze aan enkele kennissen uit wat er met Lode aan de hand is. Ze staat met haar rug naar hen toe. Als een verwijt.
Willemijn knipoogt, zij voelt het ook. Hij knipoogt terug en zegt dan hardop dat hij morgen naar Den Haag gaat. Dat heeft Catharina meteen gehoord. Ze draait zich om met haar wenkbrauwen hoog. Het gesprek waarmee ze bezig is, wordt snel beëindigd.
‘Waar moet je heen?’ vraagt ze dan.
‘Den Haag; ik moet ergens informatie over inwinnen bij de ambassade.’
‘O!’ Het klinkt als: ‘waar is dat voor nodig?’
Chiel stelt haar gerust met een paar woorden over uitstel van zijn vertrek en het omboeken van zijn ticket. Het is een smoes, want er staat geen datum van terugreis op zijn ticket, maar Catharina accepteert het.
Als Catharina naar bed is, bespreekt hij met Willemijn wat er verder te regelen is. Kan Aijsa de allernodigste bagage vast op Meijlanden brengen? En kan Willemijn een ontmoeting regelen? Chiel heeft daar dringend behoefte aan. Hij moet weten wat er achter die donkere ogen zit en onder dat hoofddoekje. Zij moet weten waar hij haar naartoe stuurt.
‘Had je nou toch maar foto’s van Gold Apple Garden!’ verzucht Willemijn. ‘En haar hierheen krijgen lukt alleen als ik overmorgen mijn verjaardag dan toch nog maar vier.’ Ze schiet in de lach om zijn verblufte gezicht. ‘Een verjaardag, daar mag Aijsa wel naartoe, denk ik.’
‘Wanneer was je jarig dan?’ vraagt hij voor hij opstaat om naar bed te gaan.
Willemijn rekt zich uit en geeuwt.
‘Op 1 oktober. Het is heel erg dat mijn enige oom dat niet weet!’
‘Dat zal ik goedmaken! Wat staat er op je verlanglijstje?’
‘Een oom, maar die wens is al uitgekomen,’ zegt ze genegen.
Het is mooi dat ze dat zegt!
Chiel loopt nog even naar de voorkamer, luistert naar de rustige ademhaling van zijn moeder. Bij het vage licht van het schemerlampje in zijn eigen slaapkamer zoekt hij de tekst die hij tegen Lode had moeten zeggen. Daar zet hij zijn eigen dunne streep onder. ‘Alzo lief had God de wereld dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren ga, maar het eeuwige leven hebbe.’

Hoofdstuk 16

Catharina is het er niet mee eens. ‘Je verjaardag vieren? Je vader ligt in het ziekenhuis!’
‘Het is maar een klein clubje en ik ga eerst wel mee naar het bezoekuur,’ zegt Willemijn.
‘Ik snap jullie niet!’
‘Je kunt niet alles snappen,’ zegt Chiel bedaard terwijl hij opstaat om te vertrekken.
‘Ik word wel graag serieus genomen, ik ben Lode niet!’ Nu klinkt Catharina’s stem echt geïrriteerd. Chiel komt terug en draait haar aan haar schouder naar zich toe. Ze stribbelt tegen. Chiel houdt vol, ook al moet hij haar steviger vastpakken dan hij eigenlijk wil.
‘Kjk me aan!’ gebiedt hij.
‘Ik wil niet!’ zegt ze nog.
Maar dan vangt hij toch haar ogen. Hij blijft even stil. Donker en verongelijkt is haar blik, strak haar mond. Onbegrepen voelt ze zich en tekortgedaan.
‘Hé, luister even! We proberen je alleen een beetje te ontzien.’
‘Nergens voor nodig!’ Ze schudt boos haar hoofd en even lijkt het of haar hoofd straks tegen zijn borst zal liggen.
Hij maakt iets meer afstand en tilt haar kin op. De boosheid die aan uitdaging grenst, wordt minder.