Uit de Maas en Scheldebode. 22-12-1874
Uit de Maas en Scheldebode. 22-12-1874 Foto:

Ds. Jacob Juch in Middelharnis; gegevens en wetenswaardigheden (deel 3)

De dominee, zijn kerk en arbeid

Na Sliedrecht werd Juch’s standplaats Middelharnis, gelegen in polder het Oudeland van Middelharnis. Middelharnis was eeuwenlang een welvarend vissersdorp met vismarkt en vele takken van industrie, verbonden aan de visserij.

De reis van Sliedrecht naar Middelharnis.

Hoe het gezin Juch-van Galen met de vijf kinderen Cor (inmiddels 22 jaar), Flip (18 jaar) en Johan Jacob (11 jaar), Henri (10 jaar) en Anna Elisabeth (9 jaar) gereisd hadden vanuit Sliedrecht naar Middelharnis is onbekend gebleven. Was dit met het stoomraderschip – salonboot- van Fop Smit, vanaf het Middenveer in Sliedrecht? Fop Smit onderhield een stoomboot-lijndienst over water, in ieder geval op Dordrecht. Vanaf Dordrecht voeren in die tijd al stoomschepen op Middelharnis, via Rotterdam en Oud- en Nieuw-Beijerland, door het Spui. Of was het gezin met een beurtschipper meegevaren vanuit Dordrecht. Zoals steeds in die tijd zal het reizen (zonder trein of tram, auto of fiets), te voet of met paard en koets (prijzig) over slecht begaanbare wegen een heel gedoe zijn geweest. Toch reisde men in vroeger tijd, net als nu, veel en ver. Juch ook ondanks blindheid; van en naar zijn standplaatsen en voor zijn preekbeurten naar elders, bijvoorbeeld vanuit Middelharnis naar Dirksland en naar Ooltgensplaat; vanuit de eerdere standplaats Amsterdam naar Utrecht en vanuit Sliedrecht naar Giessendam voor de bevestiging van de beroepen leeraar aldaar. Het gezin zal in Middelharnis voet aan wal gezet hebben bij de aanlegplaats voor paviljoenschepen aan het Vingerling in Middelharnis. In Juch’s tijd waren al langer koetsjes voor personenvervoer beschikbaar. Hier een afbeelding van Hotel Meijer, met op de voorgrond enkele koetsen, zoals afgebeeld in: ’van Vissershaven naar Jachthaven’, door dr. J. Verseput.

Op zondag 31 januari 1875 deed ds. Jacob Juch intrede bij de Christelijke Gereformeerde Gemeente. Tijdschrift ‘De Bazuin’ nam op 5 februari 1875 een mededeling op over Juch’s bevestiging. De gehele mededeling treft u hierbij aan.

Kort nadat ds. Jacob Juch in Middelharnis was beroepen, nodigde de Dirkslandse predikant van de Hervormde Gemeente ds. D.P.M. Huet Juch uit om op een avond in de kerk te komen preken.

Juch aanvaardde die uitnodiging en preekte over Hebreeën 7:25: “Waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden”. Volgens een in 1926 opgenomen kerknieuws-bericht ‘uit de oude doos’ in ‘De Zeeuw’ zou ds. Huet na afloop geroepen hebben: “Mijne vrienden, voortaan wensch ik op geen andere wijze den weg der zaligheid voor te stellen dan hedenavond is geschied door dezen blinden predikant”. ’t Zou opschudding hebben gegeven. Ds. Huet (1827-1875) kwam in 1871 van Veenendaal en vertrok op 16 oktober 1875 naar Nunspeet. Generaties Huet zouden Waals predikant zijn geweest. In Dirksland ontwikkelde Huet zich in evangelische richting.

In Middelharnis hielpen Cor, Flip en soms Henri hun blinde vader bij de voorbereiding van de zondagsdienst. Cor vergezelde zijn vader bij de kerkenraadsvergaderingen. Hij was het die tussen 1875 en 1878 de notulen van deze vergaderingen en andere stukken per order tekende namens zijn vader die in theorie praeses en scriba was. Voordat Juch blind werd, schreef hij vele malen preekschetsen in ‘De Stem, weekblad ‘in belang der ware Gereformeerde Kerk in Nederland’. Nadat hij blind was geworden memoriseerde hij de aan hem voorgelezen teksten, ook uit de Bijbel, prentte deze zo goed als het ging in zijn hoofd en kon er aldus over prediken.

Ook Sommelsdijk behoorde tot Jacob Juch’s Gemeente. Het vele lopen in verband met het bezoeken van zieken, alsmede de huisbezoeken vermoeide de dominee nogal door de uitgestrektheid van zijn werkgebied. Debet aan deze vermoeidheid was een aandoening aan zijn ademhalingsorganen, waardoor hij vaak geruime tijd stil moest staan om op adem te komen. En hoewel Juch’s prediking werd gewaardeerd, hij veel sympathie genoot en onder veel belangstelling zijn 25-jarige ambtsbediening in 1876 had herdacht, wilde hij weg uit Middelharnis om in een kleine gemeente te gaan dienen. En zo gebeurde. Juch verbond zich aan wat zijn laatste gemeente zou worden, Harderwijk. ‘De Bazuin’ nam wederom een bericht op over het afscheid van de dominee. Voor zijn afscheidspreek koos Juch een tekst uit Romeinen 15:13: “De God nu der hope vervulle ulieden met alle blijdschap en vrede in het gelooven, opdat gij overvloedig moogt zijn in de hoop, door de kracht des Heiligen Geestes”. Tot slot zong de gemeente Psalm 134 vers 3 de scheidende Juch toe: “De Heere zegene u uit Sion, Hij, die hemel en aarde gemaakt heeft”.

Om in 1878 de reis naar Harderwijk te maken, zal het gezin op de boot zijn gestapt vanaf De Vingerling.

Plaats van de kerk en haar omgeving in Middelharnis

Het kerkgebouw van de Christelijke Gereformeerde Gemeente had scheepstimmerman en reder Jeroen van de Roovaart Peeman zich ook noemende Jeroen Peeman (1820 - Middelharnis - 1887) in 1863 laten bouwen in diens boomgaard achter de Nieuwstraat-o.z. Hij metselde er op 3 juni 1863 de eerste steen in.

In het gebied waar eerst de boomgaard lag, waren ook volkstuintjes, schuren, heggen en de achtertuinen van de woningen aan de Nieuwstraat-o.z.

De werf van Peeman aan de Oosthavendijk in Middelharnis ging in 1878 failliet, maar dankzij een deel van de erfenis van de welgestelde en sociaal voelende Dirk Bos (1804-1876) kon het kerkgebouw en de pastorie worden gekocht.

Voordat men in 1863 gebruik kon gaan maken van de kerk aan wat later het Kerkepad werd genoemd, kwamen de Afgescheidenen vanaf circa 1838 tot 1841 bijeen in een schuur achter het huis van bakker van der Slik in de Nieuwstraat-o.z. en vanaf 1841 tot 1863 in een tijdelijke kerk (zonder uiterlijke kenmerken van een kerk) in een van de panden die Bos had laten zetten aan de Langeweg (op de grens tussen Middelharnis en Sommelsdijk), hoek Beneden Zandpad. De ongehuwde Bos ging daar aan de achterzijde wonen; de middelste ruimte kwam in gebruik als kerkgebouw voor de Christelijke Gereformeerde Gemeente. In 1878 veranderde de aanblik Langeweg / Beneden Zandpad, toen de panden gesloopt werden voor de bouw van een Provinciaal weeshuis en een school, want na het overlijden van Dirk Bos in 1876 werd bekend dat hij een groot bedrag had gelegateerd voor de bouw van een weeshuis op dié plek, met een daaraan verbonden een school voor kinderen van Christelijk-Gereformeerden in Zuid-Holland.

Jacob Juch, pastor loci [geestelijk leider / zielenherder] was één van degenen die het woord voerde bij de eerstesteenlegging op 4 april 1878. Het weeshuis en de school werden in de wandeling ’het Bosse Weeshuis’ en ‘de Bosse school’ genoemd.

In het Provinciaal Gereformeerd weeshuis kwamen de eerste vier wezen er in mei 1879 wonen, een maand voor de officiële opening. Het waren de 15-jarige Johanna Huyser en haar drie jongere broertjes, nichtje en neefjes van Willem Cornelisz. Huijser (1817-1882) de Kruisdominee die in 1882 in Dirksland kwam te overlijden.
Ds. Jacob Juch was een leeftijdgenoot van deze dominee die tussen 1861 en 1867 in Middelharnis als oefenaar het Woord verkondigde en na 1867 in Dirksland neerstreek als ‘herder en leeraar’ van de Gereformeerde Gemeente onder ’t kruis. Het ontstaan van de Gereformeerde Gemeente in Dirksland begon hiermee. Over Huijser, zie de 4-delige serie van mijn hand in het Eilanden-Nieuws periode 17 januari 2014 t/m 7 februari 2014.

De kerk stond tot 1978 aan het Kerkepad 7. Na afbraak in die periode van het kerkcomplex en andere gebouwen werd rond 1980 de supermarkt gebouwd, eerst bekend als Visser 4+6 en na overname bekend tot nu toe de bekende PLUS supermarkt Slingerland. Erom heen kwamen meer winkels. De straatnaam Kerkepad, in de volksmond Dronkemanspad genoemd en het huisnummer 7 zijn van een aantal jaren ná 1863.

De kerk was gebouwd vlakbij een onfris ruikende, modderige scheisloot. De kerkgangers en verdere betrokkenen konden de kerk alleen bereiken via een brede gang in het huis van C. Dubbeld in de Nieuwstraat-o.z. en dan over de houten leuningbrug de scheisloot over. Na demping van de scheisloot werd het hier pas Kerkepad genoemd.

En terzijde; het nieuwe kerkgebouw van de Gereformeerde Kerk dat in 1978 aan de Koningin Julianaweg / hoek Langeweg verrees, kennen we sinds 2004 als de Gereformeerde Emmaüskerk PKN. Over de geschiedenis van de Gereformeerde Emmaüskerk leze men de publicatie uit 2008 ‘Gereformeerde Kerk Middelharnis 1835-1978, 1978-2004’. Met de samensteller ervan zocht ik in een eerder stadium het kerkarchief van die kerk, op zoek naar wetenswaardigheden over ds. Jacob Juch.

De Nieuwstraat, eeuwenoud en tot ver in de 20e eeuw aan beide zijden bebouwd, bestond uit kleine, op den duur soms verkrotte, woningen, bedrijfjes, pakhuizen en winkeltjes. Het was een drukke, maar krappe doorgaande hoofdroute. In deze straat stond in ieder geval in 1906 de pastorie van de Gereformeerde kerk. Na afbraak in de jaren ’70 van de vorige eeuw van de oostelijke rij woningen in de Nieuwstraat werd het parkeerterrein aangelegd. De huizen in de Eendrachtstraat, tussen het Kerkepad en de Hoflaan werden begin 1900 gebouwd.

De inrichting, voorzanger, koster en orgel

Hoewel er in Middelharnis dankzij de gasfabriek reeds gasverlichting was rond 1863, trof Juch in 1875 een sober ingerichte kerk aan met petroleumverlichting. De vloer bestond uit blauwe leien en in het midden waren twee vakken met stoelen. Er was in die tijd geen orgel. Vanaf 1863 was Cornelis Villerius, bakker en winkelier te Sommelsdijk er voorzanger. A. (Arjanus) Faasse schreef in zijn boek ‘Zee en Eiland’ over de kerk in de ‘Nieuwstraete’ “waar de dominee twee uur preekte, waar men goed zong, langzaam en gedragen op hele noten, eerbiedig en met overgave. Vooral de nazang aan het eind van de preek kwam goed tot zijn recht”.
Wie koster was in de tijd van dominee Juch is onbekend gebleven, maar begin 1900 werd Leendert Koudijzer (1855-1931) als koster aangesteld. Zijn vrouw Maria Jacoba Bartelse sinds 1882, zal hem bij het werk geholpen hebben. De kosterswoning was bij de kerk. In december 1903 – ver na de tijd van ds. Juch - kreeg de kerk haar eerste orgel. De Maas-en Scheldebode van 18-12-1903 nam de volgende tekst op: “Dinsdagavond was het voor de geref. Kerk alhier een plechtig oogenblik. Door een Commissie daartoe in staat gesteld, werd een fonkelnieuw orgel in gewijd. Plechtig rolden de toonen van Psalm 47:2 door het gewelf der kerk toen de, voor dat doel veel te kleine gebouw, werd gevuld met belangstellenden. Onder het uitspreken van een boeiende en keurig in elkaar gevlochte rede gaf Ds. Stetekee achtereenvolgens verschillende Psalmen op die begeleid met het orgel, in een woord, keurig gezongen werden. Het instrument, door bemiddeling van den heer W. Boekhoven te Sommelsdijk gebouwd op de fabriek van de heer Verschueren van Heythuyzen, deed de maker eer aan. Zwaar van toon beheerschte het de propvolle kerk geheel en al, terwijl de stijl, streng eenvoudig, een sieraad is voor het gebouw. Ook de heer Schilperoord alhier, die daarvoor de gallerij verbouwde, komt alle lof toe voor de nette afwerking. Ons dunkt, de Commissie moge dankbaar terugzien op haar werk dat met zulk een succes is bekroond. Moge het orgel vele jaren, in den dienst des Heeren, hare heerlijke tonen in de Geref. Kerk doen hooren”. Tot nu toe zijn er geen afbeeldingen bekend van het eerste orgel in deze kerk. Maar nadere gegevens over dit orgel zijn te vinden op pagina 273 van de publicatie ‘Gereformeerde Kerk Middelharnis 1835 – 1978, 1978 – 2004’. Van het tweede orgel, een Leeflang-orgel uit 1936, treft u hier een afbeelding aan. Dit orgel stond er tot 1964. Overigens, orgelbouwer Ernst Leeflang uit Middelharnis en Verschueren uit Heythuysen hebben samengewerkt bij de bouw van een nieuw orgel beginjaren 1950 in de Grote kerk in Middelharnis die in 1948 afbrandde.

De kerkgangers

J.L.Braber schreef in: ‘Historie Ned. Herv. Kerk Middelharnis’: “Wanneer ’s zondags de kerkklokken luidden zag men in een dichte rij zwartgeklede kerkgangers, waartussen de witte kanten keuvels van de vrouwen des te beter uitkwamen”. Dit ‘zwart’ gold voor alle kerkgangers van welke gezindte dan ook, dus evenzeer voor de gelovigen van de Christelijke Gereformeerde Kerk aan het Kerkepad. Dit beeld kennen we nu nog bij sommige Gemeenten (de keuvels daargelaten).

Volgens overlevering droeg Alida Juch-van Galen een keuvel met gouden krullen. Hoe haar keuvel eruit zag weten we niet. Dit weten we wel van haar schoondochter Sara Petronella Juch-van Gent uit Middelharnis en van haar schoondochter Juch- van den Engel en een kleindochter, beide uit Sliedrecht. Alle drie droegen zij een keuvel met krullen, onbekend van welk materiaal.

In de komende aflevering zal eerst aandacht worden besteed aan de laatste periode van dominee Juch in Harderwijk, om te besluiten met gegevens over Cor Jüch, de zoon van ds. Jacob Juch uit diens eerste huwelijk.

Hotel Meijer met de koetsjes.
Toestand gebied met Dronkemanspad rond 1900.
Het bericht van de bevestiging.
Sara Petronella van Gent uit Middelharnis, met keuvel.
Het Leeflangorgel uit 1936.
Het afscheid van de gemeente van Middelharnis
De Chr. Geref. Kerk aan het Kerkepad.

Het orgel in de NH-kerk van Dirksland (oude situatie).
De Menheerse boot.